6 Installatie
Draadtype
Éénaderige draad
A
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
c b
Gevlochten geleider
met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
O Toegelaten
X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading
Schroefmaat
Verbindingskabel
(binnen↔buiten)
Kabel
gebruikersinterface
6.4.4
Specificaties van de
standaardcomponenten van de bedrading
Component
Verbindingskabel (binnen↔buiten)
Kabel gebruikersinterface
6.4.5
Elektrische bedrading aansluiten op de
binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van het sierpaneel
en de sensorkit, zie het instructievel van de bedrading
(geleverd bij de unit, in de accessoirezak).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD
op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Methode
c b
AA´
A´
c
a
a
a
b
c
B
B
a
Aanhaalmoment
(N•m)
M4
1,18~1,44
M3,5
0,79~0,97
Specificatie
Minimum kabeldoorsnede
van 2,5 mm² en geschikt voor
230 V
Plastic snoeren met mantel
van 0,75 tot 1,25 mm² of
kabels (2-aderige draden)
Maximum 500 m
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,
sluit hem aan op het klemmenblok en maak hem vast met een
kabelbinder.
3 Verbindingskabel (binnen↔buiten): Geleid de kabel door het
frame, sluit hem aan op het klemmenblok (controleer of de
nummers overeenstemmen met die op de buitenunit en sluit de
aardingskabel aan) en maak hem vast met een kabelbinder.
4 Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen en
draai ze rond de kabels om te voorkomen dat er water in de unit
kan. Dicht alle openingen af om te voorkomen dat kleine dieren
in het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
5 Breng het servicedeksel weer aan.
▪ Paartype of multi-systeem. 1 gebruikersinterface bestuurt 1
binnenunit.
1~ 50 Hz
220-240 V
c
d
▪ Systeem voor simultane werking. 1 gebruikersinterface bestuurt
2 binnenunits (binnenunits werken op dezelfde manier)
1~ 50 Hz
220-240 V
c
d
a
e1
▪ Groepsbesturing.
1
gebruikersinterface
binnenunits
(alle
binnenunits
gebruikersinterface).
b
a
e1
b
bestuurt
tot
16
werken
overeenkomstig
de
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08