Inhoudsopgave
Advertenties
5. ALGEMENE OPMERKINGEN
5.1 Energie besparen
Veel energie kunt u besparen door het verlagen van
de kamertemperatuur overdag of 's nachts. Het ver-
lagen van de kamertemperatuur met 1 K (°C) leidt tot
een energiebesparing van soms 5 %.
Het is niet zinvol de kamertemperatuur van dagelijks
verwarmde ruimten te laten dalen beneden +15 °C.
De afgekoelde muren geven dan koude af, de
kamertemperatuur wordt verhoogd en zo wordt meer
energie verbruikt dan bij een gelijkmatige warmte-
aanvoer.
Goede warmte-isolatie van het gebouw.
stelde spaartemperatuur wordt niet bereikt.
wordt energie bespaard omdat de verwarming uitge-
schakeld blijft. Stel het begintijdstip van de spaar-
functie vroeger in.
Laat bij het luchten het venster niet op een kier staan.
Daarbij wordt voortdurend warmte aan de ruimte ont-
trokken zonder dat de lucht noemenswaardig wordt
verbeterd.
Het is beter om kort, maar intensief te luchten (raam
geheel openen).
Draai tijdens het luchten de thermostaatkraan dicht of
schakel op de TW 2 de ''Vorstfunctie'' in.
5.2 In bedrijf met compensatie
De temperatuur in de representatieve ruimte (ruimte waar
de afstandsbediening gemonteerd is) beïnvloedt ook de
temperatuur in de andere ruimtes.
Hij werkt als hoofdregelaar in het gehele verwarmings-
circuit.
Thermostatisch geregelde radiatorkranen in de repre-
sentatieve ruimte geheel openen, anders beperken
deze kranen de aanvoertemperatuur (warmtetoevoer)
terwijl de regelaar constant meer warmte vraagt.
Representatieve ruimte dusdanig kiezen, dat deze
niet beïnvloed wordt door andere warmtebronnen
(b.v. zoninvloed, houtkachel enz.), anders worden de
overige ruimtes onvoldoende verwarmd. (verwarming
blijft koud).
Eventueel
moet
kamercompensatie.
De inge-
u
gaan
regelen
5. REMARQUES GENERALES
5.1 Economiser de l'énergie
Un abaissement de la température ambiante diurne ou
nocturne permet d'économiser beaucoup d'énergie.
L'abaissement de la température ambiante d'un seul
degré (°C) peut se traduire par une économie
d'énergie pouvant aller jusqu'à 5%.
Cependant, il n'est pas recommandé de laisser la tem-
pérature ambiante des pièces chauffées tous les jours
descendre en dessous de +15 °C, car des murs trop
refroidis continuent à répandre du froid dans la pièce
et on a tendance à choisir une température ambiante
trop élevée ce qui se traduit par une consommation en
énergie plus élevée que dans le cas d'un apport de
chaleur régulier.
Bonne
isolation
Toch
température
atteinte. Pourtant on économise de l'énergie puisque
le chauffage est arrêté. Choisir plutôt l'heure de la
mise en route du mode de service économique.
Pour aérer les pièces, ne pas laisser les fenêtres en
position basculée. Le pièce perd de manière perma-
nente de la chaleur sans que l'air s'en trouve amélioré
pour autant.
Mieux vaut aérer brièvement mais intensément (fenê-
tres grandes ouvertes).
Fermer les vannes thermostatiques durant l'aération
ou choisir ''Service antigel'' sur le TW 2.
5.2 Service avec mesure de température ambiante
La température ambiante de la pièce de commande
(pièce dans laquelle la télécommande est installée)
influence la température des autres pièces.
Elle est considérée comme la température pilote pour
toutes les pièces à chauffer.
Dans la pièce de commande, ouvrir complètement les
vannes thermostatiques.
dance à brider le chauffage tandis que le thermostat
demanderait toujours plus de chaleur et que la chau-
dière fonctionnerait en permanence.
Choisir la pièce de commande de telle sorte que la
température ambiante ne soit pas influencée par une
source de chaleur extérieure quelconque (p. ex. soleil,
poêle en faïence, etc.).
réchauffement insuffisant des autres pièces (c'est-à-
zonder
dire que le chauffage reste hors fonctionnement).
Dans ce cas-là, renoncez à une mesure de tempé-
rature ambiante.
8
thermique
du
bâtiment.
économique
déterminée
Sinon, elles auraient ten-
Il pourrait en résulter un
La
n'est
pas
Advertenties
Inhoudsopgave
