[OPNAME] functie:
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(
: Intelligente Automatische Functie)
ñ
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
•
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
–
Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Snelle AF/[I. EXPOSURE]/
Digitale Rode-ogencorrectie/Achterlichtcompensatie
•
De toetsenbordverlichting 3 brandt wanneer u
dit toestel op 2 zet (en gaat uit na ongeveer
1 seconde).
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Druk op [¦] A.
•
Door opnieuw op [¦] te drukken, keert u terug naar de vorige functie.
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
B Flits
C AF assistentielamp
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
•
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
•
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
•
Het focusbereik is 5 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
verder indrukken) en maak het beeld.
•
De toegangsaanduiding gaat branden wanneer er
beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart)
opgenomen worden.
ñ
OFF
ON
Basiskennis
1
2
(DUT) VQT2F78
17