NL
5
ONDERHOUD
5.1
Algemeen
BELANGRIJK! Schakel de netspanning uit, voordat u onderhoud pleegt.
Voor het onderhoud van de bedieningsdoos A2--A6 Process Controller (PEH), zie
gebruiksaanwijzing.
5.2
Dagelijks
Zorg dat de bewegende delen van de lasautomaat vrij blijven van laspoeder en
S
stof.
Controleer of het contactmondstuk en alle elektrische leidingen aangesloten zijn.
S
Controleer of alle schroefverbindingen aangehaald zijn en of de besturing en de
S
aandrijfrollen niet versleten of beschadigd zijn.
Controleer het remkoppel van de remnaaf. Het mag niet zo klein zijn dat de
S
draadtrommel blijft roteren wanneer de draadtoevoer stopt en het mag niet zo
groot zijn dat de toevoerrollen slippen. De richtwaarde voor het remkoppel van
een draadtrommel van 30 kg is 1,5 Nm.
Remkoppel bijstellen:
Draai de rode hendel in de
S
positie "gesloten".
Steek een schroevendraaier in
S
de veren van de remnaaf.
Draai de veren rechtsom om het
remmoment te verkleinen.
Draai de veren linksom om het remmoment te vergroten.
N.B.: Draai beide veren even ver door.
5.3
Periodiek
Controleer elk kwartaal de
S
koolborstels van de draadmotor,
vervang ze wanneer ze versleten
zijn tot 6 mm.
Controleer de schuiven,
S
smeer indien ze klemmen.
Controleer de draadbesturing,
S
de aandrijfrollen en het
contactmondstuk van de
draad--aanvoereenheid. Vervang
versleten of beschadigde componenten
(zie slijtageonderdelen op blz. 211).
Als de aandrijving van de wagen begint te haperen. moet u controleren of de
S
ketting gespannen is. Span de ketting indien nodig.
Wanneer de ketting gespannen moet worden, moet u de moer (*1) losmaken en
S
aan de excentrische as draaien, en daarna de moer opnieuw aanhalen.
ffa8u1ha
- - 139 - -