7. INSTALLATIE
Figuur 7.01 Installatie
Ga als volgt te werk voor de installatie.
1. Pak de ketel uit.
2. Plaats de regelthermostaat [1], zie figuur 7.1.
3. Sluit de aanvoer en de retour op het verwarmings-
systeem aan.
4. Stel de instelschroef van de "luchtinlaatdeur" zo in dat
er altijd een luchtdoorlaat van 1 a 2 mm is.
5. Zet met een koude ketel de regelthermostaat op 60°C.
6. Haak de ketting [2] aan het speciale deur-oogje [3].
7. Als op kolen wordt gestookt, maak dan de ketting zo
lang dat de luchtdoorlaatopening [L] 15 mm breed is.
Bij stoken op hout, moet de opening 2 mm breed zijn.
10
BlueSolid
Houtkachels SFL 3 t/m SFL 7 / Pelletbranders SUN P7 en P12
7.1 Waterzijdige aansluitingen
Het benodigde verwarmingsvermogen moet van te voren
bepaald worden door het warmtegebruik van het gebouw
volgens de geldende regels te berekenen. Het systeem
moet voorzien zijn van alle benodigde componenten voor
een goede werking. In het bijzonder, alle beschermings-
en veiligheidsvoorzieningen die door de huidige regelge-
ving zijn vereist moeten aanwezig zijn. Het overstortventiel
moet geïnstalleerd worden aan de heet water uitlaatpijp
(aanvoer verwarming), op een afstand niet minder dan 0,5
m van de ketel en zonder dat er zich afsluiters tussen het
overstortventiel en de ketel bevinden. De ketel wordt niet
geleverd met een expansievat of tank; de installateur moet
die zelf monteren.
Er kan een overstortventiel besteld worden die geschikt is
voor deze ketel.
WAARSCHUWING!
De uitlaat van het overstortventiel moet
uitmonden in een trechter of verzamelpijp die
het water naar het riool afvoert, om te voorko-
men dat het water op de vloer spuit wanneer
de druk in het verwarmingssysteem te hoog
wordt. Als deze voorziening niet aanwezig is,
dan kan de ketelfabrikant niet verantwoordelijk
gehouden worden wanneer er bij te hoge
systeemdruk toch water op de vloer terecht
komt. Gebruik de waterbuizen niet om elektri-
sche apparaten te aarden.
1. Reinig de systeemwaterbuizen voor installatie zorgvuldig
van resten en vuil dat de goede werking van het
verwarmingssysteem negatief kan beïnvloeden.
2. Monteer de aansluitingen volgens figuur 6.01 in hoofd-
stuk 6 en de symbolen op de ketel.
Systeemwater (CV-water) eigenschappen
Het toestel moet gevuld worden met drinkwater uit de kraan.
Als het water harder is dan 14°D (dat is 250 mg/l CaCO3),
gebruik dan onthard water om ketelsteen afzetting in de ketel
te voorkomen.
Het systeemwater mag ook niet te zacht worden, de hardheid
moet minstens 3°D bedragen. Waterbehandeling is noodza-
kelijk bij zeer grote systemen of als heel vaak wordt bijgevuld.
Antivries systeem, antivries vloeistoffen, toevoegingen en
corrosie remmers
Als het nodig is dan kunnen antivries, toevoegingen en
corrosie remmers gebruikt worden, maar alleen als de
fabrikant van deze producten garandeert dat ze geschikt zijn
voor deze toepassing en dat ze geen schade toe kunnen
brengen aan de wisselaar van de ketel of andere onderdelen
en materialen van het CV systeem.
maart 2017