7.3. Rooster eruit halen en terugplaatsen
Om het rooster (8) te kunnen verwijderen, moet de deur volledig worden geo-
pend.
Til het rooster met beide handen op, houd het licht gekanteld en verwijder het
uit het koelgedeelte (6).
Het rooster wordt als volgt gemonteerd:
Plaats het rooster in de geleiderails en schuif het tot de aanslag.
8. Apparaat bedienen
Sluit het apparaat aan op een geaard stopcontact. De lokale netspanning moet
overeenkomen met de technische gegevens van het apparaat.
De instelling van de temperatuurregelaar (7) zorgt voor een automatische tempera-
tuurinstelling in het koelgedeelte (6) en in het ijsblokjesvak (9).
De koeltemperatuur kan als volgt worden ingesteld:
0
Apparaat is uitgeschakeld
1
Het laagste koelvermogen (het warmst met ca. 6 °C)
2-4
Tussenstanden
5
Het hoogste koelvermogen (het koudst met ca. -4 °C)
Bij een afwijkende omgevingstemperatuur kunnen het energieverbruik en de tem-
peratuur in de koelkast toenemen.
Zet voordat u verse levensmiddelen in het apparaat doet de temperatuur van
het koelgedeelte (6) op de koudste stand 5 en sluit de deur.
Controleer de temperatuur in het koelgedeelte door er een thermometer in te
leggen. De ideale temperatuur is +5 °C. Als deze temperatuur is bereikt, kunt u
levensmiddelen in het apparaat doen. Stel dan de temperatuurregelaar (7) in op
een van de middelste standen.
De binnentemperaturen kunnen worden beïnvloed door de standplaats
van het apparaat, de omgevingstemperatuur en de frequentie waarmee
de deur wordt geopend. Houd hier rekening mee bij het instellen van de
temperatuurregelaar (7).
Doe geen levensmiddelen in het koelgedeelte (6) en het ijsblokjesvak
(9) voordat het apparaat is gekoeld.
Leg alleen levensmiddelen of dranken in de koelkast die op kamertemperatuur
of kouder zijn. Leg geen hete levensmiddelen of dranken in het koelgedeelte (6).
22