6 Inbedrijfstelling
6
Inbedrijfstelling
6.1
Installatieparameters instellen
Om de installatie optimaal op de situaties af te
stemmen, is het nodig enkele installatieparameters in te
stellen. Deze parameters zijn samengevat op een
bedieningsniveau en mogen alleen worden ingesteld
door een installateur.
U bereikt dit bedieningsniveau door de
programmeertoets P gedurende ca. 3 sec. ingedrukt te
houden.
Display
Instellen door draaien van de instelknop
Wijzigen van het hydraulische schema
Instellen van de doorstromingshoeveelheid.
Neem bij de instelling van de benodigde
doorstromingshoeveelheid de bij de ingezette
doorstromingshoeveelheid gebruikte eenheid
in acht!
Resetten van de zonne-opbrengst.
Door draaien van de instelknop op 1 wordt de
zonne-opbrengst op 0 gezet.
Resetten van de bedrijfsuren.
Door draaien van de instelknop op 1 worden
de bedrijfsuren op 0 gezet.
Instellen van de maximum temperatuur
boiler 1
Instellen van het inschakelverschil boiler 1
(Het inschakelverschil moet altijd 2 K groter
zijn dan het uitschakelverschil)
Instellen van het uitschakelverschil boiler 1
(Het uitschakelverschil moet altijd 2 K kleiner
zijn dan het inschakelverschil)
Tabel 6.1 Installatieparameters
22
Daarna kunt u alle toestelparameters na elkaar oproepen
door de instelknop aan te klikken. De gewenste waarden
kunt u instellen door aan de instelknop te draaien. Met
een klik wordt de ingestelde waarde opgeslagen.
Als u op de programmeertoets P drukt, springt de
weergave terug naar de basisweergave zonder dat de
waarde wordt opgeslagen.
De volgende tabel geeft een overzicht van alle
toestelparameters en de instelling ervan bij levering.
Instelbereik
1, 2, 3
0 – 9990 l/h
-
-
20 tot 80 °C
5 – 12 K
1 – 10 K
Installatiehandleiding auroMATIC 560 0020009595_00
Instelling bij levering
1
0
-
-
75 °C
7 K
3 K