Windows NT 4.0
Om de printersoftware op een Windows NT 4.0 systeem te installeren, DIENT de gebruiker over
beheerdersrechten te beschikken voor de computer waarop de printersoftware wordt geïnstalleerd.
Windows NT 4.0 - lokale aansluiting
Bij de server (waar de printer rechtstreeks is aangesloten op de computer)
Installeer de printer, sluit de kabels aan op de computer en volg de procedures voor de installatie
van de printersoftware, zoals beschreven in de installatiegids.
Start het delen van de printer. Nadere informatie vindt u in de onderwerpen over het delen van
printers en het delen van uw printer met anderen in Windows NT Help.
Bij de cliënt (die een verbinding met de gedeelde printer tot stand wil brengen)
1
Installeer de printersoftware op de cliënt-computer zoals voor een rechtstreekse aansluiting. De
printersoftware moet aanwezig zijn op elke cliënt-computer om te kunnen afdrukken via het
netwerk. Kies de HP DeskJet 890C en een willekeurige LPT-poort gedurende de installatie.
2
Volg een van de volgende methoden om de printer bij de 'server' te kiezen:
Kies HP DeskJet 890C in de map Printers, klik op de rechterknop van de muis en kies
Eigenschappen. Ga naar de tab Poorten, kies Poort toevoegen, markeer Lokale Poort, kies
Nieuwe Poort en typ de naam van de server gevolgd door de naam van de printer, zoals
\\Computernaam\\Printernaam.
Of, kies Uitvoeren in het menu Start... en typ de naam van de server. Wanneer de map op de
computer verschijnt, sleept u het printerpictogram in de map Printers. U kunt nu de printer bij de
server gebruiken. (Er wordt echter wel een tweede pictogram voor de HP DeskJet 890C printer
in uw map Printers gemaakt.)
Windows NT 4.0 - netwerkaansluiting
Bij de NT 4.0 Server (waar de afdruktaken worden gespoold)
Stel de printer op, sluit de kabels aan op de computer, zoals beschreven in de installatiegids. Volg de
procedures om de printersoftware te installeren voor een LPTx-poort.
Kies HP DeskJet 890C in de map Printers, klik op de rechterknop van de muis en kies
Eigenschappen. Ga naar de tab Poorten, kies Poort toevoegen en configureer het type
poortmonitor dat u wilt gebruiken voor deze netwerkprinter, zoals LPR-poort of HP JetDirect-poort.
Zorg dat de printer als 'gedeeld' is geïnstalleerd.
Bij de cliënt (die een verbinding met de gedeelde printer tot stand wil brengen))
Volg dezelfde stappen als voor de lokale aansluiting bij de cliënt.
14
Hoofdstuk 1 – Kennismaking met de printer