Inhoudsopgave
Advertenties
Alarmuitgangen
Elk alarm kan onafhankelijk worden ingesteld op een van de volgende 13 alarmtypen. De standaardinstelling is 2: Bovengrens.
De hulpuitgangen zijn toegewezen aan alarmen. Ook het instellen van in- en uitschakelvertragingen (0 tot 999 s) is mogelijk.
Opmerking: Bij modellen met detectie doorgebrand verwarmingselement, SSR-storing en overstroom verwarmingselement is alarm 1 een OR-
uitgang van het alarm geselecteerd uit de volgende alarmtypen en de alarmen voor doorgebrand verwarmingselement, SSR-storing
en overstroom verwarmingselement. Als u alleen een alarm doorgebrand verwarmingselement, alarm SSR-storing en alarm
overstroom verwarmingselement voor alarm 1 via de uitgang wilt verzenden, stelt u het alarmtype in op 0 (m.a.w. geen alarmfunctie).
Instel-
Alarmtype
waarde
0
Alarmfunctie UIT
Boven- en
1
ondergrens
✽1
2
Bovengrens
3
Ondergrens
Bereik boven- en
4
✽1
ondergrens
Boven- en
5
ondergrens met
✽1
standby-sequentie
Bovengrens met
6
standby-sequentie
Ondergrens met
7
standby-sequentie
Absolute waarde
8
bovengrens
Absolute waarde
9
ondergrens
Absolute waarde
10
bovengrens met
standby-sequentie
Absolute waarde
11
ondergrens met
standby-sequentie
LBA (alleen voor
12
alarm 1)
PV-alarm
13
wijzigingscijfer
8
Digitale temperatuurregelaar basistype
Werking alarmuitgang
Wanneer X
Wanneer X
positief is
negatief is
Uitgang UIT
L
H
AAN
✽2
UIT
SP
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
SP
SP
X
AAN
AAN
UIT
UIT
SP
SP
L
H
AAN
✽3
UIT
SP
L
H
AAN
✽4
UIT
SP
✽5
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
SP
SP
X
AAN
AAN
UIT
UIT
SP
SP
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
0
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
0
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
0
X
X
AAN
AAN
UIT
UIT
0
---
---
✽1. Met instelwaarden 1, 4 en 5 kunnen boven- en
ondergrenswaarden onafhankelijk voor elk alarmtype worden
ingesteld en worden ze uitgedrukt als "L" en "H".
✽2. Instelwaarde: 1, Alarm boven- en ondergrens
Geval 1
L
H
H < 0, L > 0
|H| < |L|
X
✽3. Instelwaarde: 4, Bereik boven- en ondergrens
Geval 1
L
H SP
H < 0, L > 0
|H| < |L|
✽4. Instelwaarde: 5, Boven- en ondergrens met standby-sequentie
Voor hierboven beschreven alarm boven- en ondergrens
X
• Geval 1 en 2
Altijd UIT als de boven- en ondergrenshysteresis elkaar
overlappen.
• Geval 3: Altijd UIT
0
✽5. Instelwaarde: 5, Boven- en ondergrens met standby-sequentie
Altijd UIT als de boven- en ondergrenshysteresis elkaar
0
overlappen.
0
0
E5CN/E5CN-U
Geval 2
Geval 3 (altijd AAN)
H
SP
L H
SP
H > 0, L < 0
H
|H| > |L|
Geval 3 (Altijd UIT)
Geval 2
H SP
SP
L
H
H > 0, L < 0
|H| > |L|
H
H < 0, L < 0
SP
L
H < 0, L > 0
|H| = |L|
L
SP
H > 0, L < 0
|H| = |L|
SP
H
L
H < 0, L < 0
L
H < 0, L > 0
|H| = |L|
L
SP
H > 0, L < 0
|H| = |L|
SP
H
L
Advertenties
Inhoudsopgave
