Punt-tot-punt-meting
Na selectie van de meetfunctie Punt-tot-punt-meting voert het
apparaat een kalibratie uit. Hiervoor moet u het apparaat
absoluut stil houden. Na een geslaagde kalibratie kunt u de
meting starten:
1. Richt de laser op het beginpunt en druk kort op de
toets (13) om de meting
ð De lengte van het traject wordt op het display
weergegeven.
2. Richt de laser op het eindpunt en druk nogmaals kort op
de toets om de meting
ð Ook de tweede meetwaarde wordt op het display
weergegeven.
ð Het apparaat berekent automatisch de afstand (L)
tussen de beide meetpunten en de hoek tussen de
beide meettrajecten (α) en toont deze resultaten op het
display.
Uitzetfunctie
Deze meetfunctie dient voor het markeren van gelijke
afstanden, bijv. bij de montage van constructiedelen. Voor de
meting kunt u twee waarden invoeren:
• A: de beginwaarde waarbij de meting moet beginnen (bijv.
de afstand van een wand tot aan het eerste
constructiedeel)
• B: de herhalende afstand die u wilt markeren (bijv. de
afstand tussen de verschillende constructie-elementen)
Na selectie van de meetfunctie verschijnt het invoervenster voor
de waarden A en B. De volgende toetsen zijn beschikbaar voor
het invoeren van de waarden:
Toets
Functie
naar links navigeren
naar rechts navigeren
waarde verhogen
waarde verlagen
weergegeven waarde toepassen
menu verlaten
10
1
uit te voeren.
2
uit te voeren.
laserafstandsmeetapparaat TD200
Info
Let er vóór het markeren op welk referentiepunt er
geselecteerd is!
Na invoer van de waarden start de uitzetfunctie en kunt u
beginnen met markeren. De gegevens op het display helpen u
bij de oriëntatie:
• De bovenste waarde (24) geeft de afstand tot een te
markeren punt aan.
• De middelste waarde (25) geeft aan hoe vaak A en B op
het huidige punt zijn bereikt.
• De onderste waarde (26) geeft de totale maat aan.
• Richtingspijlen (27) geven de richting naar het volgende
punt aan.
1. Beweeg het apparaat langzaam langs de uitzetlijn.
ð Als u het punt voor de waarde A nadert, klinken er
snelle toonsignalen (als de toonsignaalfunctie is
ingeschakeld).
2. Markeer het punt als de bovenste waarde nul is.
Afhankelijk van het ingestelde referentiepunt kan dat de
voorkant of de achterkant van het apparaat zijn.
ð Het beginpunt (A) voor de uitzetfunctie is vastgelegd.
3. Beweeg het apparaat verder langs de uitzetlijn.
ð Als u het punt voor de afstand B nadert, klinken er
snelle toonsignalen (als de toonsignaalfunctie is
ingeschakeld).
4. Markeer het punt als de bovenste waarde nul is.
ð De eerste afstand B is gemarkeerd.
5. Herhaal stap 3 en 4 tot alle gewenste punten gemarkeerd
zijn.
24
25
26
27
NL