• De naald is erg scherp: er is
gevaar voor ernstige ver‑
wondingen bij het hanteren
van de naald!
• Ook als het apparaat niet is
ingeschakeld of van stroom
wordt voorzien, bestaat er
gevaar voor verwondingen
bij het hanteren van de
naald(en)!
• Zorg ervoor dat uw vingers
tijdens het naaien niet onder
de naaldhouderschroef of de
naald kunnen komen. Ge‑
vaar voor verwondingen!
• Trek of duw niet aan de stof
wanneer de naald in de stof
is verzonken of tijdens het
naaiproces. Dit kan leiden
tot naaldbreuk.
• Controleer voordat u begint
met naaien of de draden
correct zijn aangebracht en
ingeregen, en de boven‑
draadspanning correct is
ingesteld.
Aanwijzing: Voor het transport van de
machine is tussen de steekplaat (R) en
de naaivoet (Q) een stuk stof aange‑
bracht. Verwijder deze stof voordat
u andere stoffen begint te naaien. Til
hiervoor de naaivoet (Q) op met be‑
hulp van de naaivoethevel (U) en trek
de stof weg. Knip eventueel bestaande
verbindingsdraden af met een geschik‑
te schaar.
1. Breng de naaivoet (Q) met behulp
van de naaivoethevel (U) in de
bovenste stand. Draai het handwiel
(G) tegen de wijzers van de klok in,
totdat de naald (Z) en de draadhevel
(B) in hun hoogste stand staan.
2. Leg de te naaien stof(fen) vanaf de
voorkant tussen de naaivoet (Q) en
de steekplaat (R).
Aanwijzing: Tijdens het naaiproces
duwt de naaimachine de stof weg van
u, naar achteren toe. Daarom moet u
de stof vanaf de voorkant invoeren of
voor de naaimachine leggen.
3. Laat de naaivoet (Q) weer zakken
door de naaivoethevel (U) naar be‑
neden te zetten.
4. Draai het handwiel (G) tegen de
wijzers van de klok in (naar u toe),
tot de naald in de stof zinkt.
De naaisnelheid instellen
Het apparaat biedt u de moge‑
lijkheid om te kiezen tussen
twee naaisnelheden. Gebruik
de snelheidsregelaar om de
gewenste snelheidsstand in te
stellen. Positie "H" staat voor
de hoge snelheidsstand. Deze
stand is ingesteld wanneer de
snelheidsregelaar ver uit de
behuizing steekt. Positie "L"
staat voor de lage snelheids‑
stand. Deze stand is geacti‑
23