4 Montage en installatie
Parallel aan de instructies ook de afbeeldingen in het hoofdstuk afbeeldin-
gen opvolgen.
4.1 Voorbereiding voor montage
n
Het installeren mag uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd technisch
personeel.
n
Maak uzelf vertrouwd met alle installatieaanwijzingen, voordat u het product in-
stalleert.
4.1.1 Leveringsomvang
LET OP
Controleer of de geleverde bouten, schroeven en houders, volgens de bouwkundige
eisen, geschikt zijn voor de montage op locatie.
De leveromvang is gebaseerd op uw productconfiguratie. Doorgaans bestaat deze uit
de deuraandrijving DCC-80, een bedieningskastje, evenals het montagemateriaal.
Het montagemateriaal bevat doorgaans de volgende componenten:
n
1 x montageconsole incl. 2 bevestigingssets
n
4 x zeskantbout M8 x 20
n
4 x veerring A8 (DIN 127 – 8,4)
n
4 x onderlegring (DIN 9021 – A8,4)
n
1 x inlegspie massieve as
n
1 x inlegspie holle as
4.1.2 Benodigd gereedschap
Voor de montage van de DCC heeft u het volgende gereedschap nodig:
n
Kruisschroevendraaier PH2
n
Steeksleutel SW13
n
Sleufschroevendraaier 2 mm
4.2 Openen en sluiten van het behuizingsdeksel
Voor de montage is het openen en sluiten van het behuizingsdeksel noodzakelijk. Ga
hierbij als volgt te werk.
a
Afb.
De 6 schroeven van het behuizingsdeksel losdraaien en het deksel voorzich-
tig en recht naar voren verwijderen. Het behuizingsdeksel is met een koord tegen
vallen beveiligd en kan hier aan blijven hangen. Zorg dat het deksel stil aan de be-
huizing hangt.
b
Afb.
Plaats het behuizingsdeksel voorzichtig. Zorg dat u de glasvezelgeleider, die
is gefixeerd in de behuizing, door de geleiding in de aanrakingsbescherming van de
elektronische componenten plaatst. Binnenin het deksel zijn aan de zijkanten cen-
treervlakken aangebracht, die bij het plaatsen van het deksel op de behuizing in de
hiervoor bedoelde geleidingen glijden. Hierdoor kan het deksel correct worden geslo-
ten en wordt de afdichtende werking gewaarborgd. Ten slotte het behuizingsdeksel
met de 6 schroeven op de behuizing schroeven.
6 | Novoferm
4.3 Montage van de deuraandrijving
LET OP
Controleer vóór de montage van de aandrijving of de mechanische toestand van de
deur zodanig is dat deze soepel loopt en of het gewicht van de deur is
gecompenseerd.
De DCC kan worden gemonteerd met een montageconsole of alternatief met de uni-
versele momentsteun. Houd bij de montage rekening met de beide geldige inbouw-
a
standen (afb.
Inbouwstand 1 (verticaal) en inbouwstand 2 (horizontaal, besturing
op z'n kop)).
Afwijkende inbouwstanden zijn niet toegestaan.
4.3.1 Montage met montageconsole
Afb.
b
De montageconsole op de naar de deur gerichte zijde van de aandrijving in
de aangebrachte boringen vastschroeven met twee bouten M8 x 20, veerringen en
onderlegringen. Hierbij het aanhaalmoment van 15 Nm aanhouden.
c
Afb.
De deuras op het insteekgedeelte invetten. Verwijder een van beide schroe-
ven bij de inlegspie en steek de inlegspie in de groef van de deuras. De zijde zonder
schroef moet naar het uiteinde van de deuras wijzen.
d
Afb.
De aandrijving in de gewenste inbouwstand op de deuras schuiven en de
aandrijfas uitlijnen met de groef in de deuras. De aandrijving op de deuras schuiven,
tot de montageconsole aanligt bij de deurconsole.
e
Afb.
De inlegspie uitlijnen en de positie fixeren door het weer indraaien van de
tweede schroef. De montageconsole op de deurconsole vastschroeven. Gebruik hier-
voor de bij de montageconsole meegeleverde schroevenset.
4.3.2 Montage met montageconsole Universal
Voor de montage met montageconsole Universal is een geschikte en draagkrachtige
ondergrond (bijv. een wand) vereist.
f
Afb.
De montageconsole Universal uitlijnen t.o.v. de deuras en bevestigen op de
wand. Gebruik de meegeleverde pluggen en schroeven voor het fixeren op de wand.
g
Afb.
De deuraandrijving, zoals uitgelegd bij de montage met de montageconsole
c
(afb.
tot en met
e
) op de deuras schuiven. De deuraandrijving met 4 bouten
(M8 x 20), evenals onderlegringen, met de deuraandrijving verbinden.
4.4 Elektrisch installeren
GEVAAR
Gevaar door elektrische spanning!
Dodelijke elektrische schok door aanraken van spanningvoerende
onderdelen.
Bij werkzaamheden aan de aandrijving altijd eerst de netstekken uit het
stopcontact trekken!
LET OP
Storing door gebrekkige isolatie van de kabels
n Zorg bij het aansluiten van de kabels dat de kabelmantel dicht in de buurt van de
aansluitklem wordt gestript, zodat de kabels onderling geïsoleerd zijn.
n Vermijd het opbergen van te lange kabels in de aansluitruimte. De kabels inkor-
ten als ze te lang zijn.