De ventilatorregeling heeft daarom een gebogen (non-lineaire) ca-
paciteitscurve, die een optimale versterking levert bij zowel hoge
als lage capaciteiten.
In sommige systemen is een rechte (lineaire) curve vereist voor de
capaciteitsregeling, bijvoorbeeld als het analoge signaal gebruikt
wordt voor meer dan de ventilatorregeling. In dat geval kan de
capaciteitscurve op lineair worden ingesteld.
(De capaciteitscurve voor de 3-wegklep is altijd lineair).
Stappenregeling ventilatoren
De ventilatoren kunnen op de 'normale' manier sequentieel wor-
den geschakeld, maar de ventilatorstart kan ook roteren (sequenti-
eel met wisselende start).
Met de sequentiële methode worden alle ventilatoren tenminste
1 keer per 24 uur geschakeld, zodat de ventilatoren niet kunnen
vastroesten als ze lang stil staan.
Met de roterende methode zal steeds een andere ventilator als
eerste starten, waarna de rest weer sequentieel wordt geschakeld.
Bewaken ventilatoren
De regelaar moet een statussignaal ontvangen van het bewa-
kingscircuit van iedere gede nieerde condensorstap. Het beveili-
gingscircuit is aangesloten op een digitale ingang. Als het circuit
wordt verbroken, verliest de regelaar het signaal en genereert een
alarm.
De bijbehorende relaisuitgang zal echter niet worden uitgescha-
keld. De reden hiervoor is dat ventilatoren vaak in 'paren' zijn
aangesloten, maar samen 1 beveiligingscircuit hebben. Als een
fout optreedt in 1 ventilator zal de andere ventilator doordraaien.
Indien geen bewaking is gewenst, zal de ingang permanent van
een 24V signaal moeten worden voorzien.
Referentie
Regelreferentie
De regelreferentie kan op twee manieren worden gede nieerd:
• Vaste instelling
Het setpoint voor de regelsensor wordt ingesteld in °C.
Als verschuiving is gewenst, kan de referentie worden verscho-
ven met een 0-10V signaal. Er kan gede nieerd worden hoe
groot de verschuiving moet zijn bij de maximale en minimale
waarde van het signaal.
• Vlottende referentie op basis van buitentemperatuur
Deze functie staat de referentie toe om te variëren op basis van
de buitentemperatuur binnen een gede nieerd bereik.
De buitentemperatuur wordt gemeten met de Sc3 sensor. De
referentie is altijd een vaste waarde (min. tm) boven de geme-
ten buitentemperatuur.
Warmteterugwinning
Zodra de warmteterugwinning wordt geactiveerd via de digitale
ingang, zal de referentie overschakelen naar een ander setpoint
'Heat SP' . Ook dit nieuwe setpoint kan worden verschoven door
een 0-10V signaal. Tegelijkertijd wordt het relais voor warmte-
terugwinning geschakeld, zodat bijvoorbeeld een pomp of een
klep kan worden geschakeld. De ingestelde waarde voor de max.
referentie (r30) is onderdrukt en op 99,9 °C ingesteld.
Als de warmteterugwinning actief is en de temperatuur bij de re-
gelsensor wordt lager dan de ingestelde minimum waarde van de
referentie, zal het volgende gebeuren (zie ook de volgende sectie
over het begrenzen van de referentie):
AK-PC 420
Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010
5