9.10
Installatie met niet-condenserende koelmodus
Een voorwaarde voor het koelbedrijf is de installatie van een kamertem-
peratuurgestuurde regelaar.
De installatie van een kamertemperatuurgestuurde regelaar met geïnte-
greerde condensatiesensor vergroot de betrouwbaarheid van het koel-
bedrijf, omdat de aanvoertemperatuur in dit geval automatisch via de
bedieningsunit overeenkomstig het actuele dauwpunt wordt geregeld.
▶ Isoleer alle leidingen en aansluitingen ter bescherming tegen conden-
satie.
▶ Installeer de kamertemperatuurgestuurde regelaar (overeenkom-
stig de instructie voor de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Monteer de condensatiesensor.
▶ Voer de noodzakelijke instellingen voor het koelbedrijf uit in het ser-
vicemenu, hoofdstuk instellingen cv-groep (instructie van de be-
dieningsunit).
– Kies Koeling of Verwarming en koeling.
– Stel eventueel inschakeltemperatuur, inschakelvertraging, ver-
schil tussen kamertemperatuur en dauwpunt en minimale aan-
voertemperatuur in.
▶ Schakel vloerverwarmingscircuits in vochtige ruimten uit (bijvoor-
beeld badkamer en keuken), eventueel via relaisuitgang PK2 aanstu-
ren.
9.11
Condenserend koelbedrijf met ventilatorconvecto-
ren
OPMERKING
Materiële schade door vocht!
Wanneer de condensatie-isolatie niet volledig is, kan het vocht naar aan-
grenzende materialen overslaan.
▶ Alle leidingen en aansluitingen tot en met de ventilatorconvector van
condensatie-isolatie voorzien.
▶ Gebruik voor het isoleren een materiaal dat geschikt is voor koelsy-
stemen met condensvorming.
▶ Condensafvoer op de afvoer aansluiten.
▶ Bij koelbedrijf onder het dauwpunt geen condensatiesensor gebrui-
ken.
▶ Bij koelbedrijf onder het dauwpunt geen kamertemperatuurgestuur-
de regelaar met geïntegreerde condensatiesensor gebruiken.
Wanneer uitsluitend ventilatorconvectoren met afvoer en geïsoleerde lei-
dingen worden gebruikt, mag de aanvoertemperatuur tot 7 °C worden in-
gesteld.
De aanbevolen laagste aanvoertemperatuur is 10 °C bij een stabiel koel-
bedrijf, waarbij de vorstbeveiliging bij 5 °C wordt geactiveerd.
Compress 3400i AWS – 6721827827 (2023/08)
9.12
Monteer de condensatiesensor
OPMERKING
Materiële schade door vocht!
Koelbedrijf onder het dauwpunt veroorzaakt neerslag van vocht op aan-
grenzende materialen (vloer).
▶ Gebruik vloerverwarmingen niet voor het koelbedrijf onder het dauw-
punt.
▶ Stel de aanvoertemperatuur correct in.
Condensatiesensoren worden op de buizen van de cv-installatie gemon-
teerd en zenden een signaal aan de bedieningsunit zodra deze con-
densvorming constateren. Installatie-instructies worden met de
sensoren meegeleverd.
De bedieningsunit schakelt het koelbedrijf uit, zodra deze een signaal
van de condensatiesensoren ontvangen. Condenswater vormt zich tij-
dens koelbedrijf, wanneer de temperatuur van de cv-installatie onder de
betreffende dauwpunttemperatuur ligt.
Het dauwpunt varieert afhankelijk van de temperatuur en de luchtvoch-
tigheid. Hoe hoger de luchtvochtigheid, hoe hoger de aanvoertempera-
tuur moet zijn, om te voorkomen dat het dauwpunt wordt bereikt en er
dus geen condensatie optreedt.
9.13
Installatie met zwembad
OPMERKING
Gevaar voor storingen!
Als de zwembadmengmodule in de installatie op een verkeerde plaats
gemonteerd wordt, zijn bedrijfsstoringen mogelijk. De mengmodule van
het zwembad mag niet in de aanvoer worden gemonteerd, waar ze het
veiligheidsventiel kan blokkeren.
▶ Installeer de zwembadmengmodule in de retour naar de binnenunit
(zoals getoond in de voorbeeldafbeelding voor de zwembadinstalla-
tie).
▶ Monteer het aansluitstuk in de aanvoer van de binnenunit voor de by-
pass.
▶ Monteer de zwembadmengmodule niet als cv-groep in de installatie.
Een voorwaarde voor het gebruik van de zwembadverwarming is de in-
stallatie van een zwembadmodule (accessoire).
▶ Monteer de zwembadmengmodule niet als cv-groep in de installatie.
▶ Isoleer alle buizen en aansluitingen.
▶ Installeer de zwembadmodule ( instructie voor de zwembadmodu-
le).
▶ Looptijd van het zwembad-omschakelventiel bij de inbedrijfname in-
stellen ( instructie van de bedieningsunit).
Installatie van de accessoires
29