WAARSCHUWING
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade
Gebruik van verkeerde sensoren kan lichamelijk letsel tot gevolg hebben
zoals brandwonden en materiële schade door een overmatig hoge of lage
temperatuur. Het comfort kan ook nadelig worden beïnvloed door ge-
bruik van verkeerde sensoren.
▶ Waarborgd dat u de juiste sensor gebruikt met de passende specifi-
caties bij het vervangen van een sensor (hoofdstuk 11.6). Gebruik
van sensoren met andere eigenschappen is problematisch, omdat
het systeem dan zal worden geregeld met een verkeerde temperatuur
als referentie.
5.1
Transport en opslag
De binnenunit moet altijd rechtop worden getransporteerd en opgesla-
gen. Deze kan indien nodig tijdelijk worden gekanteld.
De binnenunit niet bij temperaturen onder – 10 °C transporteren of op-
slaan.
5.2
Isolatie
OPMERKING
Materiële schade door vorst!
Bij stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen.
▶ Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte
warmte-isolatie conform de geldende voorschriften worden voor-
zien.
1)
Bij koelbedrijf
onder het dauwpunt moeten alle aansluitingen en leidin-
gen conform de geldende voorschriften van een voor koeling geschikte
isolatie worden voorzien (minimaal 13 mm dikke isolatie).
1) De koelmodus is niet beschikbaar in België.
Compress 3400i AWS – 6721827827 (2023/08)
5.3
Checklist
Elke installatie is verschillend. De volgende checklist bevat een algeme-
ne beschrijving van de aanbevolen installatiestappen.
Het verdient aanbeveling, de koudemiddelleiding aan te sluiten voor het
maken van de hydraulische aansluitingen.
Het deeltjesfilter wordt horizontaal in de retour van het verwarmingssy-
steem voor de inlaat van de binnenunit gemonteerd. Let op de doorstro-
omrichting van het filter.
1. Verwijder het frontpaneel van de binnenunit.
2. Monteer de lekbak.
3. Lekwaterslang of leidingen van de binnenunit monteren.
4. Sluit de koudemiddelleidingen van de buitenunit aan op de binnen-
unit.
5. Binnenunit op het verwarmingssysteem aansluiten.
6. Boiler aansluiten, vullen en ontluchten (indien geïnstalleerd).
7. Vóór de bedrijfsstart de cv-installatie vullen.
8. Ontlucht het verwarmingssysteem.
9. Installeer de buitentemperatuursensor en, indien nodig, de kamer-
temperatuurgestuurde regelaar.
10.Sluit de CAN-BUS kabel op de buiten- en binnenunit aan.
11.Toebehoren monteren (cv-groepmodule enz.).
12.Sluit indien nodig de EMS BUS-kabel op de accessoire aan.
13.Sluit de elektrische verbinding van het systeem aan.
14.Stel de cv-installatie in bedrijf. Voer daarvoor de benodigde instellin-
gen via de bedieningsunit uit (instructie bedieningsunit).
15.Controleer of alle sensoren correcte waarden weergeven
(hoofdstuk 11.6).
16.Deeltjesfilter controleren en reinigen.
17.Controleer het bedrijf van het verwarmingssysteem na het opstarten
( instructie van de regelaar).
Installatie
11