Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Als u de camera beweegt om een voorwerp te volgen in één richting, zoals bijvoorbeeld
een renner of een auto, wordt de achtergrond onscherp en blijft de camera scherpgesteld
op het object. Dit effect heet "panning". Met deze functie kunt u dit effect gemakkelijker
bereiken.
∫ Panningtechnieken
Om goede opnamen met panning te maken, dient u de
camera in een horizontaal vlak te bewegen als u een
opname maakt.
We raden aan dat u het onderwerp niet volgt met alleen
het toestel, mar dat u naar het onderwerp kijkt terwijl u
uw schouders recht houdt en het dan volgt terwijl u uw
hele lichaam draait, vanaf uw taille draaiend.
Wanneer het onderwerp voor u is, de ontspanknop indrukken. Niet stoppen met het toestel te
bewegen, ook niet nadat u de ontspanknop ingedrukt heeft.
1 Beweeg de camera zachtjes als u het object volgt in de Viewfinder.
2 Druk op de opspanknop terwijl u de camera beweegt.
3 Beweeg de camera continu.
Wij raden het volgende aan:
Als u de Viewfinder gebruikt.
Als u een snel bewegend object kiest.
Als u prefocust.
Deze functie gebruiken met burstfunctie.
(U kunt zo de beste opnamen selecteren uit al de gemaakt opnamen.)
∫ De sluitertijd instellen
1
Druk op 4 om [DIAFRAGMA VOORRANG] te kiezen en
dan op [MENU/SET].
Als u [AUTO] selecteert, zal het niet mogelijk zijn de sluitertijd te
selecteren.
2
Druk op de functieknop achterop om de werking van de
instelling van de sluitertijd in werking te stellen en draai
vervolgens de functieknop achterop om de sluitertijd in te stellen.
Deze zal schakelen tussen openingsinstelling-werking en Belichtingcompensatie, elke
keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
3
Beelden maken.
Aantekening
De sluitertijd wordt in de panningfunctie langzamer om het panningeffect te bereiken. Een
gevolg daarvan is dat de opname soms te veel bewogen is.
De panningfunctie werkt niet goed in de volgende situaties.
Op erg heldere zomerdagen. Wij raden aan in dit geval een ND-filter (DMW-LND52;
optioneel) te gebruiken.
Wanneer de sluitertijd sneller is dan 1/100ste.
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg.)
Wanneer het toestel het onderwerp niet goed kan volgen.
U kunt de stabilisatorfunctie niet instellen op [MODE 2] of [AUTO]. Als u deze instelt op
[MODE 1], kunt u alleen verticale golfbanden compenseren.
Gevorderd (Opname van beelden)

[PANNING]

(P204)
- 102 -

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave