7.4
Startroutine van de besturingseenheid bewerken
Opmerking!
Tijdens de eerste ingebruikname moet de startroutine een keer worden
uitgevoerd.
•
Voor informatie over de bediening van de besturing, zie
hoofdstuk 9.1 "Bediening van het bedieningspaneel" op
pagina 13.
De startroutine wordt gebruikt om de nodige parameters voor de eerste
ingebruikname van het apparaat in te stellen. De startroutine begint met het
eerste inschakelen van de besturingseenheid en kan slechts één keer worden
uitgevoerd. Na voltooien van de startroutine kunnen de parameters in het
gebruikersmenu worden gewijzigd of gecontroleerd, zie hoofdstuk 9.2.1
"Gebruikersmenu" op pagina 14.
Opmerking!
De voedingsspanning (230 V) van de besturing wordt aangesloten door
het netsnoer aan te sluiten.
U bent nu in de stopmodus. De LED "Auto" op het bedieningspaneel dooft.
Weergave op het
Uitleg
display
Fillcontrol A
Naam van het apparaat
Taal
Standaardsoftware met verschillende talen.
Bedieningshandleiding
Lees de gehele bedieningshandleiding, voordat u het
lezen
apparaat in werking stelt en controleer of de
montage goed uitgevoerd is.
Min. werkdruk
Geef de waarde voor de minimale werkdruk op
(wordt alleen weergegeven voor bijvulvariant
"Magcontrol").
•
Berekening van de minimale werkdruk, zie
hoofdstuk 7.2 "Minimale werkdruk P
besturing bepalen" op pagina 10.
Voer de waarde voor de aanspreekdruk van de
Veil.klep druk
veiligheidsklep in.
•
Dit komt evt. overeen met de aanspreekdruk
van de veiligheidsklep van het
installatiesysteem.
Wijzig na elkaar de knipperende weergaven voor
Tijd
"uur", "minuut" en "seconde".
•
Indien er een fout optreedt, wordt de tijd
opgeslagen in het foutgeheugen van de
besturing.
Datum
Wijzig na elkaar de knipperende weergaven voor
"dag", "maand" en "jaar".
•
Indien er een fout optreedt, wordt de datum
opgeslagen in het foutgeheugen van de
besturing.
Routine afsluiten?
Deze melding wordt op het display weergegeven na
een succesvolle startroutine.
Ja
Selecteer "Ja" of "Nee" op het display van de
besturing en druk op de "OK"-knop op het
bedieningspaneel van de besturing.
•
ja: De startroutine wordt afgesloten; het
apparaat schakelt automatisch over naar de
stopmodus.
•
nee: De startroutine begint opnieuw.
De druk wordt alleen weergegeven voor bijvulvariant
2,0 bar
"Magcontrol".
STOP
Opmerking!
Na de succesvolle afronding van de startroutine is het apparaat in de
stopmodus. Schakel nog niet over naar de automatische modus.
Opmerking!
De instelling van bijvulvariant "Magcontrol" of "Levelcontrol" geschiedt
via het gebruikersmenu, zie hoofdstuk 9.2.1 "Gebruikersmenu" op
pagina 14.
7.5
M.b.v. het gebruikersmenu kunnen installatiespecifieke waarden opnieuw
worden gecorrigeerd of opgevraagd. Tijdens de eerste inbedrijfstelling moeten
eerst de fabrieksinstellingen worden aangepast aan de specifieke voorwaarden
van de installatie.
–
Voor de aanpassing van de fabrieksinstellingen, zie hoofdstuk 9.2
"Instellingen in de besturing tot stand brengen" op pagina 13.
–
Voor informatie over de bediening van de besturing, zie hoofdstuk 9.1
"Bediening van het bedieningspaneel" op pagina 13.
7.6
Voer een functionele test van de pomp "PU" via het apparaat. Schakel de
besturing op handbediening. In de bedrijfsmodus handbediening worden de
pompen handmatig aan- of uitgeschakeld.
•
Druk op de knop "Manual" op het bedieningspaneel van de besturing.
–
Selecteer de pomp "PU". De keuze van de pomp
is afhankelijk van de ingestelde bijvulvarianten
"Levelcontrol" of "Magcontrol".
Ga als volgt te werk:
1.
Druk op de knop "Manual" op het bedieningspaneel van de besturing.
–
–
2.
Druk op de knop "OK" op het bedieningspaneel van de besturing.
voor
–
0
–
3.
Druk op de knop "OK" op het bedieningspaneel van de besturing.
–
De functionele test van de pomp is afgesloten. Open langzaam de afsluitkraan
"BV" op de drukleiding vanuit de pomp naar het installatiesysteem.
7.7
Er bestaat de mogelijkheid het installatiesysteem bij te vullen met water via het
apparaat. Er moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden voor het bijvullen
met water:
•
Het installatiesysteem is nog niet gevuld met water.
•
Het installatiesysteem heeft een watercapaciteit van max. 3000 liter.
•
Een installatiesysteem is uitgerust met een membraan-drukexpansievat.
Stel de volgende bedrijfsmodi in via de besturing:
•
Bijvulling "Magcontrol", zie hoofdstuk 9.2.1 "Gebruikersmenu" op
pagina 14.
•
Handbediening, zie hoofdstuk 8.1.2 "Handbediening" op pagina 12.
Fillcontrol Auto — 22.09.2020 - Rev. C
Parameters van de besturingseenheid instellen via het
gebruikersmenu
Functiecontrole
De LED "Manual" brandt om visueel aan te duiden dat de
bedrijfsmodus handbediening actief is.
De parameter "PU" knippert op het display om visueel de
pompselectie voor bijvulvariant "Levelcontrol" aan te duiden.
Selecteer m.b.v. de wisselknoppen op het bedieningspaneel "PU" op
het display. –
De parameter "PU" knippert op het display
om visueel de pompselectie voor bijvulvariant "Magcontrol" aan te
duiden.
De pomp wordt ingeschakeld en op het display verschijnt "PU!".
De weergegeven druk op het display moet bij ingeschakelde pomp
≥ 5 bar zijn.
De pomp wordt uitgeschakeld en op het display verschijnt "PU".
Opmerking!
Als de druk niet stijgt na inschakelen van de pomp:
•
Pomp uitschakelen.
•
Pomp ontluchten, zie hoofdstuk 7.3 "Apparaat met water vullen"
op pagina 10.
Opmerking!
Voer een functionele test van het netscheidingsreservoir uit volgens de
specificaties van de eigenaar/exploitant.
Installatiesysteem via het apparaat met water vullen
Eerste inbedrijfstelling
2.0 bar
PU!
Vullen
Nederlands — 11