WERKPROGRAMMA
DRUK OP HET WERKPROGRAMMANUMMER.
OPROEPEN
OPSLAAN/OPHEFFEN
WERKPROGR MM
DRUK OP HET WERKPROGRAMMANUMMER.
WERKPROGRAMMA IS REEDS OPGESLAGEN.
ANDER WERKPROGRAMMA OPSLAAN?
OF OPHEFFEN?
UITSCHAKELEN
OPHEFFEN
OPSLAAN
OPROEPEN
OPSLAAN/OPHEFFEN
WERKPROGRAMMA
DRUK OP HET WERKPROGRAMMANUMMER.
OPROEPEN
OPSLAAN/OPHEFFEN
WERKPROGRAMMA
DRUK OP HET WERKPROGRAMMANUMMER.
OPROEPEN
OPSLAAN/OPHEFFEN
Opheffen van een vastgelegd werkprogramma
1
Voer de bedieningsstappen 1 en 2 van "Opslaan van een
VERLATEN
werkprogramma" op de voorgaande bladzijde uit. (1.
Druk op de PROGRAMMA-toets (
"OPSLAAN/OPHEFFEN" toets.)
2
Voer het geheugenplaatsnummer in van het op te heffen
werkprogramma.
Zorg ervoor dat u een geheugenplaatsnummer invoert waaronder
●
een werkprogramma is opgeslagen. Wanneer u een vrij
geheugenplaatsnummer invoert, zal de bediening onder "Opslaan
van een werkprogramma" worden uitgevoerd.
3
Druk
"UITSCHAKELEN" toets.
Als u op de "OPHEFFEN" toets drukt, zal het werkprogramma uit
●
de geheugenplaats worden gewist.
Druk op de "UITSCHAKELEN" toets om het werkprogramma te
●
bewaren.
4
Druk
VERLATEN
werkprogrammafunctie te verlaten.
Oproepen van een werkprogramma
1
Druk op de PROGRAMMA-toets (
Het werkprogrammascherm zal op de interactieve display worden
●
afgebeeld.
De oplichtende nummers zijn geheugenplaatsen waaronder
●
werkprogramma's zijn opgeslagen.
2
Kies een vastgelegd programmanummer van 1 tot en
VERLATEN
met 9 op de interactieve display.
Alle in het werkprogramma opgeslagen kopieerinstellingen zullen
●
op de interactieve display worden afgebeeld.
De opgeroepen kopieerinstellingen kunnen voor een bepaalde
●
kopieeropdracht worden veranderd, echter enige aangebrachte
veranderingen zullen niet in het werkprogramma in het geheugen
worden opgeslagen. Om de nieuwe kopieerinstellingen op te
slaan, voert u de procedure onder "Opslaan van een
werkprogramma" uit.
WERKPROGRAMMA'S
op
de
"OPHEFFEN"
op
de
"VERLATEN"
). 2. Druk op de
toets
of
op
de
toets
om
de
).
2-19