4.3.3
Instelling van lasparameters in functieverloop
De instelling van een lasparameter wordt uitgevoerd met een korte druk op de besturingsknop (keuze van
het functieverloop) en vervolgens door het draaien van de knop (navigatie naar de gewenste parameter).
Door nogmaals de knop in te drukken wordt de geselecteerd parameter voor instelling geactiveerd (pa-
rameterwaarde en desbetreffende signaallampje knipperen). Door de knop te draaien wordt de parame-
terwaarde ingesteld.
Tijdens de instelling van de lasparameter knippert de in te stellen parameterwaarde op het linkerdisplay.
In het rechterdisplay wordt een parameterafkorting of een afwijking van de vooraf ingestelde parameter-
waarde omhoog of omlaag met een symbool weergegeven:
Display
4.3.4
Uitgebreide lasparameters instellen (expertmenu)
In het expertmenu zijn functies en parameters ingesteld die niet rechtstreeks op de apparaatbesturing
kunnen worden ingesteld of waarvan regelmatige instelling niet noodzakelijk is. Aantal en weergave van
deze parameters zijn afhankelijk van het eerder geselecteerde lasproces of de geselecteerde functie.
Door lang (> 2 sec.) op de besturingsknop te drukken wordt het item geselecteerd. Selecteer de desbe-
treffende parameter of het desbetreffende menupunt door de besturingsknop te draaien (navigeren) en in
te drukken (bevestigen).
U kunt daarnaast de drukknoppen rechts en links van de besturingsknop voor navigatie gebruiken.
4.3.5
Basisinstellingen wijzigen (apparaatconfiguratiemenu)
In het apparaatconfiguratiemenu kunnen de basisfuncties van het lassysteem worden aangepast. Alleen
ervaren gebruikers mogen de instellingen wijzigen > zie hoofdstuk 5.6.
099-00T403-EW505
14.07.2020
Besturing - bedieningselementen
Betekenis
Parameterwaarde verhogen
Om de fabrieksinstellingen weer te bereiken.
Fabrieksinsteling (voorbeeld waarde = 20)
De parameterwaarde is optimaal ingesteld.
Parameterwaarde verlagen
Om de fabrieksinstellingen weer te bereiken.
Bediening van de apparaatbesturing
13