NL
die zich in de buurt bevinden, moet geschikte ge-
hoorbescherming worden gedragen.
3.1.8
Omgang met benzine en olie
■
Explosie- en brandgevaar:
Bij het ontsnappen van een benzine-lucht-
mengsel ontstaat potentieel explosieve atmo-
sfeer. Door een ondeskundige omgang met
brandstoffen kunnen deze ontsteken, explo-
deren en ontbranden, wat tot zwaar letsel en
zelfs sterfgevallen kan leiden. Neem het vol-
gende in acht:
■
Rook nooit, terwijl u met benzine werkt.
■
Werk uitsluitend in de buitenlucht met
benzine en nooit in afgesloten ruimten.
■
Neem beslist altijd de volgende gedrags-
regels in acht.
■
Transporteer en bewaar benzine en olie uit-
sluitend op in goedgekeurde voorraadvaten.
Zorg ervoor dat de opgeslagen benzine en
olie niet toegankelijk zijn voor kinderen.
■
Zorg ervoor, om bodemvervuiling (milieube-
scherming) te vermijden, dat bij het tanken
geen benzine en geen olie in de aarde te-
rechtkomt. Gebruik bij het tanken een trechter.
■
Tank het apparaat nooit af in gesloten ruim-
ten. Op de vloer kunnen zich benzinedampen
verzamelen waardoor het tot een explosieve
verbranding of zelfs explosie kan komen.
■
Veeg gemorste benzine altijd onmiddellijk op
van het apparaat of de vloer. Laat de doeken
waarmee u benzine afgeveegd heeft, op een
goed geventileerde plaats drogen voordat u
deze weggooit. Anders kan spontane zelfont-
branding optreden.
■
Bij het morsen van benzine ontstaan benzin-
edampen. Start het apparaat daarom nooit
op dezelfde plaats, maar altijd op een plaats
die minimaal 3 m daarvan is verwijderd.
■
Vermijd huidcontact met producten van mine-
rale oliën. Adem geen benzinedampen in.
Draag altijd veiligheidshandschoenen om
brandstof bij te vullen. Vervang en reinig de
beschermende kleding regelmatig.
■
Let erop dat uw kleding niet in contact komt
met benzine. Vervang uw kleding onmiddel-
lijk wanneer benzine op uw kleding terecht-
gekomen is.
■
Tank het apparaat nooit af, bij draaiende of
hete motor.
54
3.2
Veiligheidsinstructies voor zeis en
gazontrimmer
■
Bedien het apparaat altijd met beide handen.
■
Houd altijd handen en voeten uit de buurt van
het messensysteem, vooral bij het inschake-
len van de motor.
■
Stilstand van de snij-inrichting na het uitscha-
kelen van de motor afwachten.
■
Te maaien materiaal alleen verwijderen als
de motor en snij-inrichting stilstaan.
■
De draadafsnijder wegens gevaar voor snij-
letsel niet aanraken met blote handen.
■
Nadat een nieuwe draad eruit is getrokken,
het apparaat altijd in de normale werkstand
brengen voordat u het inschakelt.
■
Geen metalen snijdraad gebruiken!
■
Beschermplaat, snij-inrichting en motor altijd
vrijhouden van maairesten.
■
Personen die niet vertrouwd zijn met het ap-
paraat moeten eerst leren omgaan met het
apparaat terwijl de motor is uitgeschakeld.
■
Bij werkzaamheden op een helling:
■
Werk nooit op een gladde of glibberige
helling.
■
Maai altijd dwars ten opzichte van de hel-
ling, nooit op- of afwaarts.
■
Altijd onder de snij-inrichting staan.
■
Na aanraking met een vreemd voorwerp:
■
Motor uitzetten.
■
Apparaat controleren op beschadigingen.
■
Monteer het mesblad stevig zodat het tijdens
de werking niet losraakt en afvalt.
■
Het apparaat nooit gebruiken in de buurt van
licht ontvlambare vloeistoffen of gassen. Ex-
plosie- en/of brandgevaar!
3.3
Veiligheidsinstructies voor boomzagen
■
Til de boomzaag tijdens het snoeien maxi-
maal onder een hoek van 60° op. Wanneer u
snoeit onder een steilere hoek, begeeft u zich
onvermijdelijk in een gebied, waarbinnen de
afgezaagde takken omlaag kunnen vallen.
Zorg ervoor dat u altijd buiten dit gebied
staat.
■
Plan altijd vooraf wat uw vluchtweg zal zijn
voor het ontwijken van vallende takken. Deze
weg moet vrij zijn van obstakels, zoals afge-
zaagde takken of gladde plekken, die het ont-
wijken van takken kunnen hinderen.
Veiligheidsinstructies
BC 260 MT