Lees de volledige handleiding voor installatie en ingebruikneming. Bewaar deze handleiding
zorgvuldig voor later gebruik.
Universele modulaire dimmer met CAB-ontstoring 5 - 350 W
1. BESCHRIJVING
Deze universele modulaire dimmer is bestemd voor DIN-railmontage en is 1 TE breed (17,5 mm). De dimmer wordt
driedraads aangesloten en is geschikt om dimbare ledlampen, dimbare spaarlampen (CFLi), halogeenlampen en
gloeilampen te dimmen. De dimmer functioneert zowel met het faseaansnijdings- als faseafsnijdingsprincipe en
wordt bedient via een NO-drukknop (170-0000x). De keuze van het lamptype gebeurt door instellingen via de eerste
drie dipswitches onder het klapdeksel (zie fig. 2). De dimmer kan met of zonder geheugen worden gebruikt en is
voorzien van een automatische detectie en indicatie in geval van een foutconditie (overbelasting, kortsluiting ...).
2. MONTAGE EN AANSLUITING
Voor de aansluiting van de belasting en de nodige voedingsspanning, zie fig. 1. Als alles correct aangesloten
is, de voeding aangeschakeld wordt en de lamp aanstaat, licht de indicatieled op de dimmer op. Indien er een
foutconditie is, knippert de led. Zorg dat er geen gemengde belastingen gebruikt worden op 1 dimmer.
Aanbevelingen bij de montage
- Plaats de dimmers bij voorkeur onderaan in de schakelkast .
- Wanneer modulaire dimmers vlak naast elkaar worden gemonteerd in de schakelkast, dan mag je maar 80
% van het maximale toelaatbare vermogen aansluiten. Een minimale tussenafstand van 20 mm is vereist om
het volledige maximale vermogen te benutten.
- Controleer de temperatuur. Indien de temperatuur in de schakelkast te hoog oploopt (max. 35 °C), zorg dan
voor extra ventilatie. Zorg voor voldoende afvoer aan de bovenzijde van de schakelkast. Plaats, indien nodig,
een ventilator.
3. WERKING EN GEBRUIK
3.1. Algemene werking
De dimmer wordt bediend via een NO-drukknop (230 Vac of 8-24 Vac/Vdc). Druk kort om in of uit te
schakelen. Druk lang om op of neer te dimmen. Bij lang drukken wordt de dimrichting na elke onderbreking
omgekeerd (opdimmen -> stop -> neerdimmen -> stop -> opdimmen -> enz.). Als de maximumintensiteit
bereikt is, blijft het dimniveau onveranderd. Het laatst bereikte dimniveau voordat je de dimmer uitschakelt,
wordt opgeslagen in het permanente geheugen van de dimmer als de geheugenfunctie geactiveerd is.
(zie § 3.3.). Tot 30 NO-contacten 170-0000x kunnen in parallel aangesloten worden (max. afstand 100 m).
3.2. Twee extra bedieningsmodi
Er zijn twee additionele bedieningsmodi mogelijk. Deze zijn te selecteren met dipswitch 4 onder het klapdeksel
van de dimmer (zie fig. 2).
Modus 1: Eénknopsbediening
Bij selectie van deze modus werkt de dimmer met een NO-drukknopbediening (230 Vac of 8-24 Vac/Vdc). Kort
drukken om in of uit te schakelen. Lang drukken om op of neer te dimmen. Bij lang drukken wordt de dimrichting
na elke onderbreking omgekeerd (opdimmen -> stop -> neerdimmen -> stop -> opdimmen -> enz.). Het laatst
bereikte dimniveau voordat je de dimmer uitschakelt, wordt opgeslagen in het permanente geheugen van de
dimmer als de geheugenfunctie geactiveerd is. (zie §3.3.). Deze modus wordt geselecteerd door dipswitch 4 off
(naar beneden) te zetten (zie § 3.7). Voor het aansluitschema, zie figuur 1a (éénknopsbediening).
Modus 2: Trappenhuisfunctie
Bij selectie van deze modus zal de lichtintensiteit van de lichtkring na 3 minuten dalen naar 30% en schakelt de
dimmer 1 minuut later volledig uit. De lichtintensiteit en het zichtbare uitschakelmoment is lampspecifiek. Het is
mogelijk dat deze verschillen. Deze modus wordt geselecteerd door dipswitch 4 on (naar boven) te zetten (zie §
3.7). Voor het aansluitschema, zie figuur 1b (trappenhuisfunctie).
3.3. Geheugenfunctie
De dimmer kan zowel met als zonder geheugen gebruikt worden. De dimmer is standaard ingesteld zonder
geheugenfunctie. Je gebruikt de NO-drukknopbediening om deze functie te wijzigen. Dim op tot de maximumlichtstand
en hou vervolgens de bedieningstoets gedurende 10 seconden ingedrukt. Na 10 seconden dimt het licht van 100
% tot een lagere lichtstand om aan te duiden dat deze functie ingeschakeld is. Laat de druktoets na deze wijziging
van de lichtintensiteit onmiddellijk los. Herhaal de procedure om de geheugenfunctie weer uit te schakelen. Deze
functie en de laatst ingestelde lichtstand worden in een permanent geheugen bewaard: zij gaan niet verloren
bij een spanningsonderbreking. Met geheugenfunctie schakelt de dimmer de eerste keer in op een door Niko
gekozen lichtstand. Daarna schakelt de dimmer in op de laatst ingestelde waarde. Voor het dimmen van dimbare
spaar- en ledlampen met geactiveerde geheugenfunctie, is het dimprofiel zo opgebouwd dat de dimmer eerst
gedurende minder dan een seconde op zijn maximale vermogen wordt ingeschakeld (boostfunctie) om dan naar zijn
geheugenstand te gaan. Dit om ervoor te zorgen dat elke lamp zelfs met geheugenfunctie kan ingeschakeld worden.
Met geheugen
- Kort drukken = aan op vorig niveau/uit.
- Lang drukken bij 'uit'-toestand = de dimmer dimt op vanaf minimum lichtstand.
- Bij stijgen: de dimmer stopt op maximum.
- Bij dalen: de dimmer stopt 2 s op min. en dimt daarna op.
- Een hernieuwde (lange) druk keert de dimrichting om.
Zonder geheugen
- Kort drukken = aan op maximum/uit. Verder is de bediening analoog aan de bediening met geheugen.
Druktoetsbediening
Kort drukken < 400 ms
Lang drukken > 400 ms
= aan/uit
= opdimmen/neerdimmen
3.4. Alles-uitfunctie
Indien een andere NO-drukknopbediening (170-0000x) gekoppeld wordt met de alles-uitingang
deze bediening alle verlichting gekoppeld aan deze dimmer uitgeschakeld worden. Voor het aansluitschema,
zie fig. 1c (alles-uitfunctie).
3.5. CAB-ontstoring
Deze dimmer is voorzien van een ontstoring voor CAB-signalen. Deze geïntegreerde ontstoring tracht zoveel mogelijk
storende signalen uit het net te halen opdat de meeste lampen optimaal zouden branden zonder flikkering of gebrom.
Let op: Omwille van technische beperkingen is het niet mogelijk om de kwaliteit van industriële CAB-filters te
evenaren. Raadpleeg de FAQ over dimmen op www.niko.eu/faq voor meer informatie over het reduceren van
CAB-signalen.
PM330-00700R23374
3.6. Betekenis van de rode indicatieled
De led licht op:
- de dimmer is correct aangesloten (bij montage),
- en de belasting is ingeschakeld.
De led knippert:
- foutconditie: de dimmer is niet correct aangesloten, overbelasting, kortsluiting,
verkeerde setting. Lees de probleemoplossingen in §4 van deze handleiding.
3.7. Toegelaten belastingen
Volgende tabel geeft een overzicht van de maximale belasting die toegelaten is per lamptype bij een
omgevingstemperatuur tot 35 °C.
Lamp
HAL. 230 V
Max.
350 W
Min.
5 W
3.8. Dimmer instellen volgens type lamp
Je stelt de correcte belasting als volgt in met de dipswitches.
Dimbare ledlamp, halogeenlamp met elektronische transformator of gloeilamp
LED 1
-faseafsnijding
Dimbare ledlamp of halogeenlamp met gewikkelde transformator - faseaansnij-
LED 2
ding
LED 3*
Dimbare ledlamp of dimbare spaarlamp – faseafsnijding
LED 4*
Dimbare ledlamp of dimbare spaarlamp – faseaansnijding
LED 5
Dimbare ledlamp – faseafsnijding
LED 6
Dimbare ledlamp – faseaansnijding
LED 7*
Dimbare ledlamp – faseafsnijding
LED 8*
Dimbare ledlamp – faseaansnijding
(*) Deze lampprofielen zijn uitgerust met een boostfunctie. Dit betekent dat de lamp bij het aanschakelen kort fel
zal branden alvorens over te gaan naar het gewenste dimniveau (indien de geheugenfunctie geactiveerd is).
3.9. Profiel selecteren voor ledlampen
Om het juiste profiel te selecteren voor de geplaatste ledlampen, ga je als volgt te werk:
1. Probeer achtereenvolgens de profielen LED 5 en LED 6.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.10.
2. In het andere geval probeer je achtereenvolgens de profielen LED 1 en LED 2.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.10.
3. In het andere geval wijst dit erop dat de geplaatste ledlampen vrij veel energie nodig hebben om te kunnen
opstarten. Kies in deze situatie het lampprofiel LED 3, LED 4, LED 7 of LED 8. Deze profielen bevatten immers
een boostfunctie die ervoor zorgt dat de lampen bij het aanschakelen genoeg energie krijgen alvorens over
te gaan naar het gewenste dimniveau (bij geactiveerde geheugenfunctie).
We geven hieronder een voorbeeld van de voor- en nadelen van de laatste twee opties:
Profiel
LED 1 of LED 2
Voordelen
De lamp gaat niet kort fel branden na het
aanschakelen
Nadelen
• De lamp kan niet tot op haar minimumniveau
gedimd worden
• In bepaalde gevallen is het verschil in
lichtoutput dat je kan bereiken, beperkt
3.10. Minimumniveau instellen
Om het (optimale) maximumbereik van elke lamp te bereiken, kan het minimumniveau bijgesteld worden. Zie
fig. 3.
PROBLEEMOPLOSSING
Probleem
De dimmer werkt niet. De rode
led op de dimmer brandt niet.
De dimmer werkt niet. De rode
led op de dimmer brandt.
, kan met
dimbare
HAL. 12 - 24 V
HAL. 230 V
spaarlamp
350 W
350 W
200 W
5 W
20 W
5 W
LED 3, LED 4, LED 7 of LED 8
De lamp kan tot op haar
minimumniveau gedimd worden
De lamp gaat kort fel branden na
het aanschakelen indien er een
lagere dimstand gekozen werd
Oorzaak
Actie
De netspanning is niet aange-
Sluit het toestel aan op de
sloten.
netspanning.
De draad is defect.
Vervang de draad.
De belasting is niet aangesloten.
Sluit de belasting correct aan
volgens het aansluitschema.
De lamp of de draad is defect.
Vervang de lamp of de draad.
Het minimale dimniveau is te
Verhoog het minimumdimniveau
laag ingesteld.
of gebruik een profiel met boost-
functie (LED 7 of LED 8).
Het dimprofiel is verkeerd.
Kies een ander profiel en pas het
minimumdimniveau aan.
De geheugenfunctie is geac-
Schakel de geheugenfunctie uit
tiveerd.
en zet de dimmer aan.
330-00700
dimbare
ledlamp
200 W
5 W
1
NL