5.2 Textielvezels
Voorwerpen en accessoires:
1. Draden van verschillende textielsoorten: katoen, linnen, wol, zijde,
kunstzijde, nylon enz.
2. twee naalden
Elke draad wordt op een objectglaasje gelegd en met behulp van
de twee naalden uit elkaar gerafeld. De draden worden bevochtigd
en met een dekglaasje afgedekt. De microscoop wordt op een lage
vergroting ingesteld. Katoenvezels zijn van plantaardige oorsprong
en zien er onder de microscoop uit als een platte, gedraaide band.
De vezels zijn aan de zijkanten dikker en ronder dan in het midden.
Katoenvezels zijn in feite lange, ineengezakte buisjes. Linnenvezels
zijn ook van plantaardige oorsprong en zijn rond en recht. De vezels
glanzen als zijde en vertonen talrijke verdikkingen langs de vezelbuis.
Zijde is van dierlijke oorsprong en bestaat uit massieve vezels met
een kleinere diameter dan de holle plantaardige vezels. Elke vezel
is glad en gelijkmatig gevormd en ziet eruit als een glazen staafje.
Wolvezels zijn ook van dierlijke oorsprong, het oppervlak bestaat uit
elkaar overlappende hulzen die er gebroken en gegolfd uitzien.
Mocht dit mogelijk zijn, vergelijk dan wolvezels van verschillende we-
verijen. Let daarbij op het verschil in uiterlijk tussen de vezels. Ex-
perts kunnen aan de hand van deze kenmerken het land van
oorsprong van de wol bepalen. Kunstzijde wordt, zoals de naam al
zegt, kunstmatig vervaardigd door middel van een lang chemisch
procédé. Alle vezels vertonen harde, donkere lijnen op het gladde,
glanzende oppervlak. De vezels krullen na het drogen in dezelfde
toestand op. Observeer de overeenkomsten en verschillen.
5.3 Zoutwatergarnalen
Toebehoor:
1. Garnaleneieren (Afb. 5.37 D)
2. Zeezout (Afb. 5.37 C)
3. Broedinstallatie voor garnalen (Afb. 5.35)
4. Gist (Afb. 5.37 A)
5.3.1 De levenscirkel van zoutwatergarnalen
De zoutwatergarnaal of „Artimia Salina", zoals ze bij wetenschappers
bekend is, doorloopt een ongewone en interessante levenscirkel.
De, door het vrouwtje, geproduceerde eieren worden uitgebroed,
zonder ooit van een mannelijke garnaal bevrucht te zijn worden.
De garnalen, die uit deze eieren komen, zijn allemaal vrouwelijk.
Onder ongewone omstandigheden, bvb, als het moeras uitdroogt,
kunnen de eieren van de mannelijke garnalen tevoorschijn komen.
Deze mannetjes bevruchten de eieren van de vrouwtjes en uit deze
paring ontstaan bijzondere eieren.
Deze eieren, zogenoemde „Wintereieren" hebben een dikke schaal
die het ei beschermd. De wintereieren hebben een grote weerstand
en zijn zelfs levensvatbaar als het moeras of de zee uitdroogt en daar-
door de dood van de hele garnalenbevolking veroorzaakt wordt, zij
kunnen 5-10 jaar in een "slaap-"toestand blijven. De eieren
broeden uit, als de juiste milieuvoorwaarden weer hersteld zijn. De
meegeleverde eieren (Afb. 5.37 D) zijn zulke eieren.
5.3.2 Het uitbroeden van zoutwatergarnalen
Om de garnalen uit te broeden, is het noodzakelijk een zoutwate-
roplossing te maken, die overeenkomt met de levensvoorwaarden
van de garnalen. Vul een halve liter regen- of leidingwater in een
reservoir. Dit water laat U ongeveer 30 uren staan. Daar het water
na een tijd verdampt, is het aan te raden een tweede reservoir ook
met water te vullen en 36 uren te laten staan. Nadat het water zo-
lang "gestaan" heeft, schudt U de helft van het meegeleverde zee-
zout (Afb. 5.37 C) in het reservoir en U roert zolang, tot het zout
helemaal opgelost is. Giet nu een beetje van het gemaakte zeewa-
ter in de broedinstallatie voor de garnalen (Afb. 5.35). Leg er en-
kele eieren in en sluit het deksel. Zet de broedinstallatie op
een heldere plaats, maar vermijdt het reservoir direct in het
zonlicht te zetten. De temperatuur moet ongeveer 25 ° zijn.
Op deze temperatuur komen de garnalen na ongeveer 2-3
dagen uit. Indien gedurende die tijd het water in het reservoir
verdampt is, vul het water uit het tweede reservoir er dan bij.
5.3.3 De zoutwatergarnaal onder de microscoop
Het dier dat uit het ei gekomen is, is bekend onder de naam
„Naupliuslarve". Met behulp van de pipet (Afb. 5.34 B) legt
U enkele van deze larven op een glazen objectdrager en U
bekijkt ze. De larve zal zich met behulp van haarachtige uit-
wassen door de zoutwateroplossing bewegen. Neem elke
dag enkele larven uit het reservoir en observeer ze onder
de microscoop. Als U deze larven dagelijks met behulp van
MikrOkular observeert en de gemaakte foto's bewaard,
heeft U een volledige fotodocumentatie over de levenscirkel
van de zeewatergarnaal. U kunt de bovenste kap van de bro-
edinstallatie wegnemen en de volledige installatie op de mi-
croscooptafel zetten. Afhankelijk van de kamertemperatuur
is de larve in 6 tot 10 weken volledig uitgegroeid. U hebt dan
snel een hele generatie van zoutwatergarnalen gekweekt,
die zich steeds verder vermeerdert.
5.3.4 Het voeden van uw zoutwatergarnalen
Om de zoutwatergarnalen in leven te houden, moet U ze af
en toe eten geven. Dit moet heel zorgvuldig gedaan worden.
Overvoeden betekent, dat het water verrot en onze garna-
lenbevolking vergiftigd wordt. Het eten geven gebeurt het
best met droge gist in poedervorm (Afb. 5.37 A). Alle twee
dagen een beetje van deze gist aan de garnalen geven. Als
het water in de broedinstallatie donker wordt, is dat een
teken dat het water aan het rotten is. Neem de garnalen dan
onmiddellijk uit het water en zet ze in een verse zoutoplos-
sing.
Opgelet:
Garnaleneieren en garnalen zijn niet voor verteer ge-
schikt!
6. Beelduitvoer en Opslag (SD-kaart vereist)
De LCD-Micro biedt u een mogelijkheden voor beeldop-
name en opslag:
a) U kunt het beeld direct op het LCD-beeldscherm (afb.
1+2.2) bekijken.
b) Met een passende geheugenkaart (SD= Secure Digital)
kunt u uw opnames op deze geheugenkaart opslaan. De
gleuf voor de geheugenkaart van de LCD Micro bevindt zich
aan de linkerzijde van de beeldschermmodule (Afb. 1+2.1)
boven de USB-poort. Voor het gebruik schuift u de geheu-
genkaart met de contacten naar voor in de gleuf tot ze met
een zachte klik in elkaar sluiten. Bij een correcte installatie
verschijnt boven op het LCD-beeldscherm een blauw geheu-
genkaartsymbool. Door de geheugenkaart opnieuw te druk-
ken en los te laten wordt deze met een zachte klik weer
vrijgegeven en kan uit de gleuf worden genomen. Hiermee
zijn uw opnames transportabel.
c) Indien u uw microscoop met de meegeleverde USB-kabel
(Afb. 5.32) met een PC verbindt, kunt u de opnames op de
PC overdragen. De SD-geheugenkaart moet worden inge-
23
DE/
AT
FR/
CH
NL/
BE
IT/
CH