Figuur 22
1. Snelhendel
(ingeschakelde stand)
2. Groomer-hoogte
5. Herhaal stap 4 aan de andere kant van de groomer.
Controleer vervolgens nogmaals de instelling aan de
eerste kant van de groomer. De hoogte-instellingen
aan beide kanten van de groomer moeten gelijk zijn.
Indien nodig afstellen.
Belangrijk: Nadat u de groomerhoogte hebt
ingesteld, moet u de contramoeren op de
draadstang aandraaien, zodat de veren een
lengte van 3,5 cm hebben als de snelhendels
uitgeschakeld zijn (hendel wijst naar de achterkant
van het maaidek); zie Figuur 23.
Opmerking: 3,5 cm is de afstand van de bovenkant
van de contramoer tot de onderkant van de
bevestigingsbeugel van de groomer.
Figuur 23
1. Snelhendel
3. Instelknop voor hoogte
4. Aantal afstandstukken
achterrol (onder
beschermstrook van
zijplaat)
2. Contramoeren
12