2
Gegevens betreffende het product
Dit is een originele handleiding. Vertalingen mogen niet zonder toestem-
ming van de fabrikant worden gemaakt.
2.1
Productbeschrijving
Het bedieningspaneel is met een touch-display uitgerust. Veeg met uw
vinger om te schakelen tussen de menuopties en tik op het display om in-
stellingen te kiezen. Het doel van het bedieningspaneel is het besturen
van de warmtepomp voor maximaal 4 cv-circuits voor het verwarmen en
koelen en een boilerlaadcircuit voor, solarwarmwater en naverwarming
solarboiler, gecontroleerde woonventilatie en verswaterstation.
• Het bedieningspaneel beschikt over een tijdprogramma:
– Verwarming: voor ieder cv-circuit 1 tijdprogramma met 2 scha-
keltijden per dag.
– Warm water: een tijdprogramma voor de warmwaterbereiding en
een tijdprogramma voor de circulatiepomp met telkens
6 schakeltijden per dag.
• Bepaalde menupunten zijn landafhankelijk en worden alleen ge-
toond, wanneer het land, waarin de warmtepomp is geïnstalleerd,
dienovereenkomstig is ingesteld.
De functies, en daarmee de menustructuur van het bedieningspaneel,
zijn afhankelijk van de systeemconfiguratie. De instelbereiken, fabriek-
sinstellingen en functieomvang zijn afhankelijk van de installatie ter
plaatse en kunnen afwijken van de specificaties in deze handleiding.
De op het display getoonde teksten wijken, afhankelijk van de software-
versie van het bedieningspaneel, eventueel af van de teksten in deze
handleiding.
• Als er 2 of meer verwarmings- en koelcircuits geïnstalleerd zijn, zijn
instellingen voor elk verwarmings- en koelcircuit beschikbaar en ver-
eist.
• Als er aanvullende installatieonderdelen en modules zijn geïnstal-
leerd, zijn er bijbehorende instellingen beschikbaar en noodzakelijk.
Controleer de module en de documentatie van de toebehoren voor
specifieke instellingen.
2.2
Aanvullende toebehoren
Functiemodules en bedieningseenheden van het EMS 2 regelsysteem:
• Bedieningseenheid CR10/ CR11 eenvoudige afstandsbediening.
• Bedieningseenheid CR10H / CR11H: eenvoudige afstandsbedie-
ning met optie meten relatieve luchtvochtigheid.
• Draadloze afstandsbedieningCR20RF: eenvoudige afstandsbedie-
ning met optie meten relatieve luchtvochtigheid. K30RF is nodig.
• SysteemafstandsbedieningRT800: comfortafstandsbediening
met optie meten relatieve luchtvochtigheid.
• MM 100/MM 200: module voor een verwarmings- en koelcircuit
met mengventiel.
• MS 100: module voor solarwarmwatervoorziening.
• MS 200: module voor geavanceerde solarsystemen.
• MU100: module voor externe alarmen.
• K30RF: internet-gateway (WLAN) en radiomodule voor draadloze
verbinding.
• Vent...: gecontroleerde woningventilatie(HRV).
Met de volgende producten is de combinatie niet mogelijk:
• FR..., FW..., TF..., TR..., TA..., CR/CW 100/400/800, CT200
UI 800 – 6721880006 (2024/03)
3
Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Gevaar voor brandwonden door hete vloeistoffen!
Als warmwatertemperaturen boven de 60 °C bereikbaar zijn wanneer de
klant de extra warmwaterfunctie, thermische desinfectie of dagelijkse
opwarming activeert, moet een temperatuurmenginrichting worden ge-
ïnstalleerd.
OPMERKING
Schade aan de vloer!
Bij te hoge temperaturen is schade aan de vloer mogelijk.
▶ Let erop bij vloerverwarming, dat de maximale temperatuur van het
betreffende vloertype niet wordt overschreden.
▶ Eventueel een extra temperatuurbewaking op de spanningsingang
van de betreffende circulatiepomp of op een van de externe ingangen
aansluiten.
Overzicht inbedrijfstelling
1. Waarborg dat de elektrische aansluitingen (voedingsspanning en sig-
naalkabel) van het systeem en de toebehoren correct zijn uitge-
voerd.
2. Voer de codering uit van de toebehorenmodules en kamerregelaar
(houd de handleiding aan voor de module en de afstandsbediening).
3. Waarborg dat de cv-installatie compleet is gevuld met water en ont-
lucht.
4. Schakel de installatie in.
5. Voer de inbedrijfstelling uit van het bedieningspaneel ( hoofdstuk
inbedrijfstelling van het bedieningspaneel).
6. Voer de overige stappen uit zoals beschreven in het hoofdstuk "Uit-
voeren aanvullende instellingen voor inbedrijfstelling".
7. Controleer de instellingen in het servicemenu en voer de instellingen
uit indien nodig ( hoofdstuk servicemenu).
8. Hef getoonde waarschuwings- en storingsmeldingen op en reset de
historie.
9. Systeemoverdracht ( hoofdstuk systeemoverdracht).
3.1
Inbedrijfstelling van de bedieningseenheid
Wanneer de bedieningseenheid voor de eerste keer wordt aangesloten
op de voedingsspanning, start een installatie-wizard. Wanneer de wizard
is afgerond, kunt u naar het startmenu overschakelen of aanvullende in-
stellingen uitvoeren in het servicemenu.
Verschillende functies worden alleen getoond, wanneer deze zijn geacti-
veerd of wanneer de bijbehorende toebehoren is geïnstalleerd.
In elke systeeminstallatie worden alleen de menu's van de geïnstalleerde
modules en componenten getoond. De beschikbare menuopties kunnen
verschillen afhankelijk van het land of de markt.
Gegevens betreffende het product
3