4
Draai aan de functiekiezer
totdat R tegenover
de functie-indicatie staat.
De geselecteerde opnamestand
wordt getoond op de monitor
(Hulpdisplay).
5
Kijk door de zoeker voor een
beeld van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt,
draait u de zoomring naar rechts of
links om de beeldhoek te wijzigen.
Moduswiel, instelpunt
Auto Picture
Auto Picture
2 5 0
2 5 0
1/ 1/
5.6
5.6
F F
1600
1600
6
Zorg ervoor dat het
onderwerp binnen het
AF-kader is en druk 0
half in.
7
Druk 0 volledig in.
De gemaakte opname wordt weergegeven op de monitor
(Momentcontrole).
Beschikbare bedieningshandelingen tijdens
Momentcontrole
Verwijdert de opname.
L
R naar rechts
Maakt de opname groter.
Slaat de RAW-gegevens op
(alleen wanneer een JPEG-opname
J
was gemaakt en de gegevens in de
buffer blijven).
Scherpstelindicatie
33