Lokaliseren van storingen
Groene lichtdiode knippert, onderstaande rode lichtdiode brandt en de
omvormer werd geactiveerd op grond van:
Geactiveerde
rotatiesensor
Geactiveerd
thermocontact
Te hoge spanning
Te lage spanning
Massastoring/kort-
sluiting
De rotor kan niet starten, of kan niet meer toeren maken.
De omvormer
beperkt de stroom
De motor start helemaal niet.
NB
De juiste waarde van spanning en stroom wordt alleen verkregen met een draai-
ijzerinstrument.
___________________________________________________________________________
IBC control Brännerigatan 5 A SE-263 37 Höganäs Tel +46 42 33 00 10 Fax +46 42 33 03 75
Riembreuk – De riem slipt – Magneetsensor of magneet niet
intact - Magneet verkeerd gedraaid – Magneetsensor
verkeerd aangesloten (onjuiste polariteit) - Min. toerental te
laag ingesteld (de frequentie is zo laag dat de motor het niet
aankan).
Te hoge wikkeltemperatuur in de motor. Het thermocontact
schakelt uit als de temperatuur is gezakt tot een normaal
niveau.
Voedingsspanning hoger dan 250 V gedurende meer dan 7
s.
Voedingsspanning lager dan 205 V gedurende meer dan 7
s.
In bovenstaand geval moet de regeleenheid worden gereset
via aansluitblok 11-12 of opnieuw worden gestart, d.w.z. de
voedingsspanning onderbreken.
Massastoring/kortsluiting in kabel of in de motor.
In dat geval moet de regeleenheid opnieuw worden gestart,
d.w.z. de voedingsspanning onderbreken.
Te korte acceleratieopgang – Te grote rotor/te kleine motor
– Rotor te traag – Motor kapot / lagerstoring / wikkelstoring /
massastoring (meet ter controle de motorweerstand. Moet
ongeveer gelijk zijn op alle fasen).Meet de stroom.
Voer een test uit met de knoppen Hoog – en Laag toerental
om te controleren of de omvormer niet kapot is.
Controleer het inkomend signaal voor de regeluitrusting.
Beugel 5-6, controle van bedrijfsvoorwaarden.
Meet de uitgaande spanning op de omvormer fase-fase (U-
V-W). De spanning moet tussen alle drie de fasen ongeveer
gelijk zijn. Onder 50 Hz is de spanning minder dan 230 V
tussen de fasen.
7