Controle voordat de regeleenheid onder stroom wordt gezet
Controleer of
Controleer of
Controleer of
Controleer of
Ingebruikneming van de uitrusting
Dient te geschieden op volgorde
Controleer of
Instelling van max.
toerental
Instelling van min.
toerental
Controle van
rotatiesensor
Instelling van
drempelwaarde
Schoonblazen
Afsluiten met
___________________________________________________________________________
IBC control Brännerigatan 5 A SE-263 37 Höganäs Tel +46 42 33 00 10 Fax +46 42 33 03 75
de motor is aangesloten voor 3 x 230V. Als een
werkschakelaar is aangesloten tussen motor en
regeleenheid, dient het thermocontact van de motor te
worden aangesloten via het hulpcontact in de
werkschakelaar.
de regeleenheid is aangesloten volgens de instructie op
pagina 2-3.
Voedingsspanning 230 V, +/-10 %.
de DIP-schakelaar is ingesteld voor het type signaal dat de
regeluitrusting afgeeft.
Zie instelling van DIP-schakelaar, pagina 4.
de rotatiesensor en de schoonblaasfunctie zijn aangesloten.
Zie instelling van DIP-schakelaar, pagina 4.
de motor in de juiste richting roteert ten opzichte van de
rotatierichting van de rotor. Bij storingen worden twee fasen
van de motor verwisseld.
Gebruik drukknop "Hoog toerental", of beugel A1-A2 en
"Bedrijf" 5-6. Stel het "Max. omw/min" zo af dat de rotor
roteert met 10-12 omw/min (of volgens de aanwijzing van de
rotorfabrikant).
Gebruik drukknop "Laag toerental", of beugel A2-A3 en
"Bedrijf" 5-6. Stel het "Min. omw/min" zo af dat de rotor
roteert met 0,5-1 omw/min (of volgens de aanwijzing van de
rotorfabrikant).
Gebruik drukknop "Hoog toerental". De gele lichtdiode (2)
knippert als de magneet de magneetsensor passeert.
Zorg ervoor dat de regelcentrale is ingeschakeld. Beugel
"Bedrijf" 5-6. Stel het min. uitgaand signaal af op de
regelcentrale. Als de rotor blijft roteren, verhoog dan de
drempelwaarde tot deze stopt.
Wordt getest als de spanning aanstaat. Als de
schoonblaasfunctie aanstaat en het inkomend signaal lager is
dan de drempelwaarde, zal de rotor direct beginnen met
schoonblazen als de spanning wordt aangezet.
de regelcentrale de rotor te laten regelen op het min.- en het
max.-toerental en te controleren of de snelheid van de rotor
correct is.
5