LC / VRF ELECTRISCHE VERBINDINGEN (RBC-DXC031)
LC: Binnen- / Buitenverbinding
Terminal E 1 / 2 / 3. De DX CONTROLLER moet verbonden worden met de corresponderende terminals van het toestel
buiten.
VRF: Toevoer
Terminal E / 1 / 2 (3 Niet gebruikt voor VRF). De DX CONTROLLER moet verbonden worden met de hoofdvoeding door
een schakelaar te gebruiken met een contactscheiding van tenminste 3mm.
Analoge Input 1 (0-10V Capaciteitscontrole)
Terminal 4 / 5. Zie het hoofdstuk BMS voor details.
Digitale Input 1 (AAN / UIT)
Terminal 6 / 7. AAN / UIT via een droog contact. Indien dit contact gesloten is, slaat het systeem aan. Indien dat contact
geopend is, slaat het systeem af. Indien aan het systeem geschakeld wordt met het buitencontact, dan kan je nog altijd de
afstandsbediening gebruiken voor het AAN en UIT schakelen. Merk op dat een geschikte capaciteit vraaggestuurde (AI_1)
bovendien is vereist voor het systeem om te beginnen.
Digitale Input 2 (Mode)
Terminal 8 & 9. heat / cool mode selectieover via een droog contact. Indien dat contact gesloten wordt, het Systeem
veranderingen in warmte-modus. Indien dat contact open is, het Systeem veranderingen in koele mode. Mode
veranderingen kunnen daarom worden gemaakt met behulp van een bedrade afstandsbediening (indien aanwezig). Let
alleen cool mode en warmte-modus beschikbaar zijn.
Digitale Output 1 (Gebruiker gedefinieerd)
Terminal 10 / 11. Zie het hoofdstuk BMS voor details.
Digitale Output 2 (Gebruiker gedefinieerd)
Terminal 12 / 13. Zie het hoofdstuk BMS voor details.
Afstandsbediening BUS lijn (A / B)
Terminal A / B Een afstandsbediening met bedrading kan optioneel aan deze terminals verbonden worden (nuttig voor
installatie en onderhoud).
LC: Binnentoestel BUS lijn (U1 / U2 / E)
Terminal U1 / U2 / E Details i.v.m. de bedrading van de Centrale Controle BUS kan gevonden worden in de
gebruikershandleiding van de Centrale Controle toestellen (Optioneel).
VRF: Binnentoestel BUS lijn (U1 / U2 / E)
Terminal U1 / U2 / E Details i.v.m. de bedrading van de Centrale Controle BUS kan gevonden worden in de
gebruikershandleiding van het VRF buitentoestel.
Extern veiligheidscontact
Terminal 14 & 15 Indien dit contact langer dan 1 minuut open staat, wordt foutboodschap P10 gegenereerd en de ventilator
slaat automatisch af. (Vermogen 12VDC). Dit contact kan, bijvoorbeeld, gebruikt worden met een vorstbeveiligingsmonitor
ter plaatse..
Indien het veiligheidscontact buiten niet gebruikt wordt, moet het overbrugd worden.
Ventilatorfout Input
Terminal 16 & KP1.14_NO. Een bedieningsmonitor (lokaal geleverd) van de Luchtstroom moet aan deze terminal
verbonden worden als een droog contact (bijvoorbeeld, drukverschilmonitor, vaanrelais of iets dergelijks). Een gesloten
contact genereert de foutboodschap L30.
Werking van de ventilator Output
Terminal KP2.11 & KP2.12_NC / KP2.14_NO. De installateur kiest NC of NO bediening door rechtstreeks bedrading naar
de relay. Terwijl de ventilatormotor NO / NC signaal actief (Contactvermogen 250VAC 6A).
Alarmsignaal Output
Terminal KP3.11 & KP3.12_NC / KP3.14_NO. De installateur kiest NC of NO bediening door rechtstreeks bedrading naar
de relay. Tijdens een Alarm NO / NC signaal actief (Contactvermogen 250VAC 6A).
ϴ
ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ
ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ
Ө
Ө
O O O
O O O
O O O O O O
ϴ
ϴ
ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ
ϴ ϴ ϴ
ϴ
ϴ
E
E
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
ϴ ϴ
ϴ
ϴ
ϴ ϴ ϴ ϴ ϴ
Ө
O
O O
O O
O
O O O
ϴ ϴ ϴ
ϴ
ϴ
ϴ ϴ ϴ
ϴ ϴ ϴ
ϴ
11 12 13
A
B
U1
U2
E
14 15 16
17
20
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
ϴ
ϴ
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
ϴ
ϴ
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗
⊗