2.4
P
ROBLEMEN OPLOSSEN VOOR DE
Ga als volgt te werk als de hartslagmeting onregelmatig is of ontbreekt:
•
Droog uw handen zo nodig om slippen te voorkomen.
•
Plaats uw handen op de vier sensors die zich voor en achter op de handgrepen bevinden.
•
Pak de sensors stevig beet.
•
Oefen constante druk uit rond de sensors.
2.5
D
E LOOPBAND BIJSTELLEN EN AANSPANNEN
Verplaats de loopband niet en plaats uw handen er niet onder terwijl hij op een stopcontact is aangesloten.
D
E SPANBOUTEN VAN DE BAND
Hiervoor is een zeskantsleutel van 5/16 inch nodig. De beschermkappen van de achterrol van de Life Fitness-loopband hebben
openingen waardoor u bij de spanbouten kunt komen. Met deze spanbouten kunnen spoor en uitlijning van de loopband (A) worden
bijgesteld zonder de beschermingen te verwijderen.
NB: Het is zeer belangrijk dat de loopband goed horizontaal staat voordat de uitlijning wordt bijgesteld. Een onstabiel toestel kan
scheeflopen van de loopband veroorzaken. Zie het onderwerp 'De Life Fitness-loopband stabiel plaatsen' in hoofdstuk 1.3, Installatie,
voordat u probeert om de achterrol bij te stellen.
Voordat u doorgaat, is het nuttig om aan het scharnierpunt (C) van de ACHTERROL (B) te denken. Telkens wanneer de ROL aan de
ene kant wordt bijgesteld, moet hij aan de andere kant in de tegenovergestelde richting (D) evenveel worden bijgesteld om een ideale
spanning op het scharnierpunt van de rol te handhaven.
D
E LOOPBAND UITLIJNEN
Voor deze procedure moet u met twee personen zijn.
1.
In elke beschermkap van de achterrol zijn twee openingen voor de spanbouten voor de band.
2.
Laat iemand boven de loopband staan, met de voeten aan weerskanten op het platform. Deze persoon drukt op
HANDMATIG en stelt de snelheid van de band in op 4,0 km/u.
3.
Als de band naar rechts afwijkt, draait de tweede persoon de rechterspanbout een kwartslag naar rechts en vervolgens de
linkerspanbout een kwartslag naar links, zodat de band weer over het midden van de rol loopt.
Als de band naar links afwijkt, de linkerspanbout een kwartslag naar rechts draaien en vervolgens de rechterspanbout een
kwartslag naar links zodat de band weer over het midden van de rol loopt.
4.
Herhaal deze bijstellingen tot de loopband over het midden loopt. Laat het toestel enkele minuten op 6,4 km/u lopen om te
kijken of het goed blijft sporen.
NB: Draai de stelschroeven niet meer dan een volle slag in elke richting. Neem contact op met de klantendienst als de
band na een volledige slag nog niet goed spoort. De telefoonnummers vindt u in hoofdstuk 2.7, Productservice.
E
EN BESTAANDE LOOPBAND AANSPANNEN
1
Activeer Handmatige training en laat de loopband gedurende vijf minuten lopen tegen 8 km/u.
NB: NIET LOPEN OF WANDELEN OP DE LOOPBAND.
2
Verminder de snelheid tot 3,2 km/u. Wandel op de loopband. Neem de handleuningen stevig vast en oefen met
uw voeten kracht uit op de loopband, bij de motorklep, tegen de richting van de bewegende band in. Ga naar
stap 3 als de band slipt. Als hij niet slipt, is de spanning juist.
3
Stop de loopband met de toets STOP. Draai de spanbouten aan weerskanten een kwartslag naar rechts.
4
Herhaal STAP 2 en 3 totdat de band niet meer slipt. Draai de spanbouten niet verder dan een volledige slag
(vier kwartslagen) per kant om de spanning van de band bij te stellen.
5
Ga naar HANDMATIGE training en laat de loopband op 3,2 km/u lopen om te controleren of hij goed spoort
(zie hoofdstuk 2.5 'De loopband bijstellen en aanspannen'). Zie het onderwerp Bestaande of nieuwe loopband
uitlijnen (centreren) als de loopband naar links of rechts afwijkt.
16
L
IFEPULSE
(
)
CENTREREN
-
.
SYSTEEMSENSORS