V. STILLEGGEN
1.
Bij systemen met een omloopklep, en als de
systeemdruk moet worden behouden wanneer de
regelaar werd dichtgedraaid, opent u langzaam
de omloopklep, terwijl u de blokkerende
(bovenstroomse) inlaatklep sluit. Sluit de
(bovenstroomse) blokkerende inlaatklep volledig.
(Met een omloopklep moet de systeemdruk
permanent worden gecontroleerd en handmatig
worden
geregeld.)
(benedenstroomse) uitlaatklep.
VI. ONDERHOUD
A. Algemeen:
WAARSCHUWING
SYSTEEM ONDER DRUK. Voordat u enig onderhoud
uitvoert, dient u de regelaar van het systeem te isoleren
en alle druk te laten ontsnappen. Als u dit niet doet, kunt
u letsels veroorzaken.
1.
De onderhoudsprocedures die hier worden
uitgelegd, veronderstellen dat de regelaar uit
de geïnstalleerde pijpleiding wordt verwijderd.
2.
De eigenaar dient de eigen procedures te
volgen voor de verwijdering, de behandeling,
de reiniging en het wegwerpen van niet-
herbruikbare onderdelen, zoals pakking etc.
3.
Zie figuur 2 voor informatie over de
basisregelaar. Zie fi guur 3 voor informatie over
de cryogeen regelaar. Zie fi guur 4 voor een
vergrote weergave van optie 4, de stabilisator.
B. Vervanging van membraan:
1.
Schroef het hoofdgedeelte (1) stevig in een
bankschroef vast, met het veercompartiment
(2) omhoog gericht.
2.
Laat de uitzetveer (14) ontspannen door de
WAARSCHUWING
VEER ONDER COMPRESSIE. Alvorens u de fl ensbouten
verwijdert, moet u de veer laten ontspannen door
de stelschroef terug te trekken. Als u dit niet doet,
kunnen er stukken in het rond vliegen en kunt u letsels
veroorzaken.
stelschroef (6) naar links de draaien, totdat die
uit het veercompartiment (2) wordt verwijderd.
N.B.: Bij gebruik van optie D-3 met stuurwiel,
worden de stelschroef (6) en de borgmoer (7)
vervangen door een stelschroef voor het stuurwiel
(20) en een sluithefboom (21). Zie fi guur 1.
3.
Teken of plaats een markering tussen het
gietwerk van het hoofdgedeelte (1) en het
gietwerk van het veercompartiment (2) langs
IOM-D/DL
HOOFDSTUK V
Sluit
de
blokkerende
HOOFDSTUK VI
OPGELET
Bij een regelaar met omloopklep dient altijd iemand
aanwezig te zijn!
2.
Indien de regelaar en het systeem beide
moeten worden stilgelegd, sluit u langzaam de
blokkerende (bovenstroomse) inlaatklep. Sluit
de (benedenstroomse) uitlaatklep alleen als de
regelaar moet worden verwijderd.
de fl enszone.
4.
Verwijder alle membraanmoeren (9) en -bouten
(8).
5.
Verwijder het veercompartiment (2), de
uitzetveer (14), de veerknop (4), de drukplaat (3)
en het (de) membraan (membranen) (12). N.B.:
Het aantal membranen (12) kunt u vinden op de
stuklijst. Het niveau van de uitlaatdruk bepaalt
of er diverse metalen membranen "gestapeld"
moeten worden.
6.
Verwijder de meeneemplaat (11) en controleer
op een passing die de loop in verticale richting
beperkt. Slijtage komt tot uiting als te grote
beweging in de meeneemplaat (11). Indien
dit duidelijk wordt, is de verwijdering van de
conditionering en inspectie aangeraden. Zie
het onderstaande onderdeel C. Plaats de
meeneemplaat (11) terug.
7.
Controleer of de drukplaat (3) geen vervorming
te wijten aan overdruk vertoont. Vervang, indien
vervormd.
8.
Reinig het hoofdgedeelte (1) en de
membraanflens. N.B.: Voor regelaars die
oorspronkelijk "zuurstofzuiver" werden
geleverd, optie D-5, D-36, D-55 of DL-S5,
moet het onderhoud voldoen aan norm S-1134
van Cashco voor zuiverheid. Voor regelaars die
oorspronkelijk werden geleverd als "zuiver voor
farmaceutisch gebruik en gebruik met voeding",
optie D-37 of D-37S, moet het onderhoud
voldoen aan norm S-1576 van Cashco voor
zuiverheid.
9.
Plaats de membraanpakking (13) op de fl ens
van het hoofdgedeelte (1). Plaats het (de)
membraan (membranen) (12) op de goede
plaats. Plaats de drukplaat (3) in het midden
op het (de) membraan (membranen) (12) en
plaats de uitzetveer (14) op de sluitkern van de
drukplaat (3). N.B.: er is geen membraanpakking
(13) bij een kunststofmembraan.
3