I. OMSCHRIJVING EN WERKINGSGEBIED
Model D is een reduceerklep die wordt gebruikt om de benedenstroomse druk te regelen (uitgang of P2). De afmetingen zijn 3/8"
(DN10), 1/2" (DN15), 3/4" (DN20) en 1" (DN25). Met de goede conditionering kan het toestel worden gebruikt voor vloeistoffen,
gas of stoom. In het technische informatieblad D-TB vindt u de specifi eke ontwerpcondities en aanbevelingen bij uw keuze.
Model DL is eveneens een reduceerklep en gelijkt op het bovenstaande model D. De afmetingen zijn 1,5" (DN40) en 2" (DN50).
(Model DL was vroeger een Cashco model D). In het technische informatieblad DL-TB vindt u de specifi eke ontwerpcondities
en aanbevelingen bij uw keuze.
II. INSTALLATIE
OPGELET
In gelaste installaties moeten alle interne cond-
itioneringsdelen, afsluitingen en membranen van het
hoofgedeelte van de regelaar worden verwijderd alvorens
in de pijpleiding te lassen. De hitte van het smeltlassen zal
de niet-verwijderde niet-metalen onderdelen beschadigen.
N.B.: dit is niet van toepassing op systemen die zijn
uitgerust met verlengde pijpnippels.
1.
Er moet altijd een blokkerende inlaatklep worden
geïnstalleerd.
2.
Het is aanbevolen om een blokkerende inlaatklep,
een blokkerende uitlaatklep en een handmatige
omloopklep te installeren bij permanente werking
zodat het onmogelijk is om de werking onmiddellijk
stil te leggen.
3.
Koppelstukken in de pijpleidingen moeten worden
geïnstalleerd op een wijze die verwijdering uit de
pijpen mogelijk maakt.
4.
Op ongeveer tien pijpdiameters afwaarts en in
het zicht moet een uitlaatmanometer worden
geplaatst.
5.
Alle installaties dienen een benedenstroomse
ontspanning te hebben, indien de inlaatdruk
groter kan zijn dan de aanbevolen druk op enige
benedenstroomse installatie of de maximale waarde
van de inlaatdruk van het toestel.
OPGELET
Installatie van voldoende overdrukbescherming is
aanbevolen om de regelaar te beschermen tegen overdruk
en alle benedenstroomse apparatuur te beschermen tegen
beschadiging bij een defect van de regelaar.
HANDLEIDING BIJ INSTALLATIE, WERKING EN ONDERHOUD (IOM)
MODELLEN D en DL
REDUCEERKLEPPEN
HOOFDSTUK I
HOOFDSTUK II
Voeding
bij P1
Model D of DL
reduceerklep
Afblaaskanaal
(gearceerde gedeelte voor stoom-/condensaatsystemen)
Aanbevolen pijpleiding voor druk reducerend station
6.
Voordat u de regelaar installeert, moet u alle
vreemde materiaal uit de pijpen verwijderen,
inclusief van spaanders, lasschilfers, olie, vet en
vuil. Het gebruik van zeven is aanbevolen.
7.
Als u een afdichtingmiddel voor schroefdraad
op de uiteinden van de buizen gebruikt vóór de
inwerkingtreding, dient alle overtollige materiaal
te zijn verwijderd en moet u ervoor zorgen dat
dit materiaal de regelaar niet binnenkomt bij het
opstarten.
8.
Stroomrichting: installeer op een dergelijke manier,
dat de stroomrichting overeenkomt met de pijl die
op het hoofdgedeelte staat.
9.
De beste werking voor gebruik met stoom verkrijgt u
door installatie in een goed afwaterende horizontale
pijp met goede hevel.
10. A. Basisregelaar - (zie fi guur 2): De regelaar
kan 360 gr. rond de pijpas worden gedraaid. De
aanbevolen positie is met het veercompartiment
verticaal omhoog. Richt op dergelijke wijze dat de
ventilatieopening van het veercompartiment geen
regenwater of puin opvangt.
(Dutch)
IOM-D/DL
06-04
Uitgang
bij P2
Veiligheidsontlastklep
Omloop
Afblaaskanaal