5)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik / Installatie-instructies
5.1)
Rechtstreekse montage van de sensor F*** *****C*Z***** aan de transmitter *700********** heeft gevolgen
voor het gebruik van het instrument. Zie hiervoor de onderstaande tabel:
Sensor
Transmittertype *700*1(1 of 2)*******
Transmittertype *700*13*******
Opmerking: Als de sensor rechtstreeks op de transmitter is gemonteerd, geldt voor de apparatuur de
laagste beschermingswijze (als bijvoorbeeld de F025 geschikt is voor EEx ib IIC T1–T6 en de integraal
gemonteerde *70011******* is geschikt voor EEx ib IIB+H
voor EEx ib IIB+H
5.2)
Als voor een toepassing sensoren met IIB-certificatie moeten worden gebruikt in explosiegevaarlijke
omgevingen van klasse IIC, kunnen deze sensoren worden aangepast door toevoeging van een speciale
serieweerstand aan de circuits van de bekrachtigingsspoel. Dit dient te worden uitgevoerd door de fabrikant
of diens vertegenwoordiger. In dat geval kan de sensor worden gemarkeerd met IIC en moet deze worden
gemarkeerd met een identificatiecode (een ETO nummer). Bovendien moet de fabrikant of diens vertegen-
woordiger een "Manufacturing Declaration" (fabrikantenverklaring) indienen waarin staat aangegeven
hoe de berekeningen hebben plaatsgevonden, welke weerstandswaarde moet worden toegevoegd en wat
de identificatiecode is.
5.3)
Het bovenstaande geldt ook voor sensoren met IIB- of IIC-certificatie die gebruikt gaan worden bij lagere
mediumtemperaturen dan aangegeven in de verklaring van het EC-typeonderzoek.
5.4)
Een combinatie van punt 5.2 en 5.3 is ook toegestaan.
ATEX installatie-instructies
T1–T5).
2
F-Serie sensors (DMT 01 ATEX E 158 X)
F025 *****C*Z*****
F050 *****C*Z*****
F100 *****C*Z*****
EEx ib IIB+H
T1–T5
2
EEx ib IIC T1–T5
T1–T5, dan is de combinatie slechts geschikt
2
F200 *****C*Z*****
EEx ib IIB T1–T5
EEx ib IIB T1–T5
9