De netwerkinterface installeren
Overzicht
In dit gedeelte wordt in grote lijnen uitgelegd hoe u de
netwerkinterface geschikt maakt voor gebruik in het netwerk.
1. Installeer de apparaatdriver.
Zie de handleiding van het apparaat voor meer informatie
over de installatieprocedure.
Als u apparaten (een printer bijvoorbeeld) wilt gebruiken via
het netwerk, moet u de eerst de driver van het apparaat in
kwestie installeren voordat u de netwerkinterface instelt. Als
u iets wilt afdrukken, moet u de printerdriver installeren. Als
u een alles-in-één-apparaat gebruikt en iets wilt scannen,
moet u de scannerdriver installeren.
Voor printers in een Mac OS-omgeving en scanners moet u
van de website van EPSON de nieuwste apparaatdriver met
ondersteuning voor het afdrukken/scannen via een netwerk
downloaden en installeren op uw computer. Voor actuele
informatie over apparaatdrivers kijkt u op de website van
EPSON: http://www.epson.com/.
2. Installeer EpsonNet Print. (Alleen voor Windows Me/98)
Opmerking:
Wanneer u Windows Me/98 gebruikt, moet u EpsonNet Print
installeren. Zie de online-gebruikershandleiding voor meer
informatie over de installatieprocedure. Na installatie van de
computer moet u de computer opnieuw starten.
3. Installeer de benodigde onderdelen op uw computer.
Zorg ervoor dat de benodigde netwerkonderdelen op uw
computer zijn geïnstalleerd. Zie "Onderdelen installeren op
de computer" op pagina 15 voor meer informatie.
14