Inhoudsopgave
Advertenties
2 Montage
Beschermrooster aan-
brengen
6
1. Let erop, dat de beide klemmen (10) van de kleminrichting paral-
lel tot elkaar staan. Meet daarvoor de afstanden aan de zijkant
van de klemmen tot elkaar.
2. Trek de moeren (13) van de draadstangen (8) gelijkmatig vast.
Houd daarbij rekening met de leidingdiameter en de sterkte van
het leidingmateriaal. Vermijd vervorming van de leiding door te
vast aantrekken van de kleminrichting. Vooral bij geïsoleerde
leidingen is klemmen niet aan te bevelen.
Wanneer u de indruk heeft, dat de leiding het gewicht van de
kleminrichting, sensor en bronhouder op de langere duur niet
kan dragen, dan moet u een geschikte ondersteuning onder de
kleminrichting aanbrengen.
Gebruik daarvoor bij voorkeur de montageplaten aan de zijkant
(7).
3. Kort de draadstangen (8) na de montage af, om lichamelijk letsel
te voorkomen.
Indien gaten of tussenruimten overblijven, moet met afzettingen en
beschermroosters ingrijpen in de gevaarlijke zone worden verhinderd.
Dergelijke zones moeten overeenkomstig worden gemarkeerd.
Breng op de kleminrichting aan beide zijden een beschermrooster
(16) aan. Een bekleding met een metalen plaat of een passend ge-
vormde kunststofplaat zijn ook mogelijk.
Monteer de beschermroosters conform de volgende montageteke-
ning:
16
Fig. 4: Aan beide zijden van de kleminrichting beschermroosters resp. be-
schermplaten aanbrengen
16 Beschermrooster of beschermplaat (lokaal)
Kleminrichting PTB1 • Voor leidingen met ø 50 ... 200 mm
Advertenties
Inhoudsopgave
