BEDIENING
•
Bij het ontdooien van onregelmatig gevormde gerechten kunt
u dunne delen na de helft van de ontdooitijd afdekken of
omwikkelen met aluminiumfolie.
Factoren die van invloed zijn op het kookproces
•
De temperatuur van ingrediënten van invloed op de
bereidingstijd. Een koude maaltijd heeft een langere kooktijd
nodig dan een maaltijd op kamertemperatuur.
•
Lichte, poreuze gerechten garen sneller dan zware en massieve
gerechten, zoals stoofgerechten of rollades. Let op bij het bereiden
van lichte, poreuze gerechten. De randen worden snel droog en taai.
•
Kleine gerechten worden gelijkmatiger verwarmd als u ze los van
elkaar, liefst cirkelvormig, in de magnetron plaatst
•
Botten en vet geleiden hitte beter dan vlees. Aluminiumfolie
blokkeert de magnetrongolven. Door dunnere gedeelten van
gerechten (zoals kippenpoten en -vleugeltjes) af te dekken
voorkomt u dat ze te snel garen.
•
Magnetrongolven dringen tot ongeveer 3 cm in het gerecht door.
De kern van dikke gerechten wordt verhit doordat de warmte zich
van het verwarmde deel (de buitenkant) naar binnen verspreidt.
•
Vlees en gevogelte dat langer dan een minuut of 15 in de
magnetron gekookt wordt, bruint lichtjes. Gerechten die korter
bereid worden kunt u van te voren insmeren met een 'bruinende'
saus, zoals Worcestershire saus, sojaolie of barbecue saus.
•
Vetvrij papier voorkomt spetteren en helpt warmte vast te houden.
Basistechnieken
Plaatsen
•
Plaats dikkere stukken aan de buitenkant op het draaiplateau.
Gerechten die aan de buitenkant op het draaiplateau geplaatst
worden ontvangen de meeste microgolven.
Roeren
•
Door gerechten regelmatig te roeren verspreidt u de opgeslagen
warmte. Roer altijd van buiten naar binnen, aangezien de
buitenkant van het gerecht altijd het eerste warm wordt.
Omdraaien
•
Grote, dikke gerechten regelmatig omdraaien. Ze garen dan
regelmatiger en sneller.
NL 18
Kooktips
BEDIENING
Koken van groente
Koken van vis
Prikken
•
Gerechten met een vel of schaal, zoals eierdooiers, schaaldieren en
fruit, barsten open in de magnetron. Voorkom dit door er van te
voren enkele keren met een vork of satéprikker in te prikken.
Controleren
•
Gerechten garen snel. Controleer ze daarom regelmatig. Haal
gerechten net voordat ze gaar zijn uit de magnetron.
Nagaren
•
Laat gerechten, nadat u ze uit de magnetron hebt gehaald, over
het algemeen 3 tot 10 minuten afgedekt staan. De gerechten garen
dan na. Gerechten met een droge korst, zoals cake, niet afdekken.
Invriezen
•
Bij het invriezen kunt u al rekening houden met het ontdooien in
de magnetron, door geen aluminiumfolie of -bakjes te gebruiken
en door plattere porties in te vriezen.
•
Gebruik indien mogelijk verse groenten. Als groenten al wat slap
zijn geworden doordat ze te lang gelegen hebben kunt u ze een
tijdje in koud water leggen, zodat ze zich weer vol kunnen zuigen.
•
Gebruik voor het koken van groente een ruime schaal, zodat de
schaalbodem bedekt wordt met een niet al te dikke laag.
•
Kook groente bij voorkeur met aanhangend water.
•
Dek de schaal altijd af met een deksel of magnetronfolie.
•
Voeg geen zout toe. De van nature in de groente aanwezige zouten
geven meestal voldoende smaak. Indien u toch zout toe wilt
voegen, doe dat dan na het koken.
•
Kook groente zo kort mogelijk. Houd rekening met het nagaren.
•
Controleer met een satéprikker of vork of de groente gaar is.
Vis moet geleidelijk gaar worden. Schakel daarom bij dunne vissen,
vette vissen of kleine porties het vermogen in op 30%. In andere
gevallen kunt u het vermogen gerust iets hoger instellen. Houd wel
rekening met nagaren. Vis is gaar als het vlees ondoorschijnend is
geworden.
NL 19
Kooktips