4
Druk op de instellingenknop (SET) om 0.0 te laten
knipperen als instelling voor de belichtingscorrectie.
Stel vervolgens het getal in door aan de instelschaal te
draaien.
• U kunt een waarde voor belichtingscorrectie opgeven van
-4,0 tot +2,0 (in stappen van 1/3 of 1/2). (Zie pagina 18.)
5
Druk op de instelllingenknop (SET) om het instellen
te voltooien.
6
Stel de zoomstand in (flitsdekkingshoek).
• De manier waarop u dat doet is afhankelijk van de
camera en het objectief. (Zie pagina 21.)
7
Controleer het effectieve flitsbereik op het lcd-scherm.
8
Controleer of het onderwerp zich in het effectieve flitsbereik
bevindt en het gereed-lampje oplicht. Maak vervolgens een
opname.
• Lees de handleiding van de camera voor de bediening
ervan.
• De stand korte-sluitertijdsynchronisatie is mogelijk
wanneer de flitser los (draadloos) is van de camera.
2
33