Figuur 31
1. Opening (in montuur van
afdichtingsrubber)
3.
Bevestig de kabelboom van de cabine, de
kabelboom van de sproeiervloeistofpomp en
de slang met het kabelbindergedeelte van de
druknagels
(Figuur
Opmerking:
Haal de kabelbinder aan tot deze
net nauw aansluit. Zorg ervoor dat u de slang
niet dichtknijpt of samenvouwt.
4.
Verwijder de 3 druknagels boven het deurframe
van de bestuurder
5.
Bevestig 3 druknagels op de plaats waar u de
druknagels hebt verwijderd in stap
en
Figuur
31).
6.
Bevestig de kabelboom van de sproeiervloeistof-
pomp en de slang met het kabelbindergedeelte
van de druknagels.
7.
Plaats aan de achterkant van de cabine
3 druknagels in de 3 openingen langs het
achterste paneel van de cabine
2. Druknagels
31).
(Figuur
30).
4 (Figuur 30
(Figuur
32).
1. Opening (achterste
cabinepaneel)
8.
Bevestig de kabelboom van de sproeiervloeistof-
pomp en de slang met het kabelbindergedeelte
g027872
van de druknagels.
9.
Indien nodig kunt u de slang als volgt korter
maken:
A.
Verwijder aan de sproeiervloeistoftank de
slang uit de geribde fitting aan de pomp
(Figuur
B.
Snij een stuk van de slang af om het
overtollige gedeelte te verwijderen.
C.
Duw de slang zo ver mogelijk op de
slangpilaar
De plug van het dakpaneel en het
dakpaneel monteren
1.
Lijn de plug die u hebt verwijderd in stap
Het dakpaneel verwijderen (bladz. 5)
bovenste opening van de dakconsole
14).
2.
Duw de plug naar beneden in de dakconsole tot
hij vastzit
3.
Lijn de openingen in het dakpaneel uit met de
clipmoeren aan de beugels van het cabineframe
(Figuur
13).
4.
Plaats het dakpaneel op het cabineframe met
de 10 bouten (1/4 x 1 inch) en 10 afdichtringen
(1/4 inch) die u hebt verwijderd in stap
dakpaneel verwijderen (bladz.
5.
Draai de bouten vast met een torsie van 520 tot
678 N·cm.
De accu aansluiten
1.
Koppel de minkabel aan; raadpleeg uw
Gebruikershandleiding.
11
Figuur 32
2. Druknagels
24).
(Figuur
24).
(Figuur
14).
5); zie
g027873
3
van
uit met de
(Figuur
1
van
Het
Figuur
13.