4105DL DIGITALE AARDINGSMETER - Handleiding
Opmerking :
Zorg ervoor dat de hulppiketten in het vochtige gedeelte van de aarde gestoken worden. Als ze op
een droge plaats moeten ingevoerd worden of in een rotsachtige bodem, bevochtig dan de aarde
overvloedig. In geval van beton moeten de hulppiketten neergelegd en bevochtigd worden of
omwikkeld in een vochtige doek om de metingen uit te voeren.
Verzeker u dat de LED van de hulppiketten aangaat alvorens op de TEST knop te drukken. Voor meer
details, raadpleeg hoofdstuk 7.2.4. Weerstand van de hulppiketten. De hulppiketten mogen niet
gebruikt worden in een bodem waar water niet door kan, vb. asfalt.
2. Controle van de aardingsspanning
•Selecteer de functie aardingsspanning en controleer de spanningswaarde op het scherm. De
weergegeven waarde is de spanning tussen de klemmen S(P) en E.
Bevestig dat de weergegeven spanningswaarde 25V of minder bedraagt. Als de display meer dan 25V
weergeeft, zal de LED zoals hieronder getoond, aangaan.
(Ze gaat aan met een spanning boven 10V voor DC aardspanning en meer dan 5V voor aardspanning
400Hz).
Overdreven metingsfouten van aardingsweerstand kunnen veroorzaakt worden wanneer de LED
voor waarschuwing van hoge aardingsspanning aangaat. Om dit te vermijden moet u de metingen
uitvoeren na het verminderen van de spanning door de voeding van de uitrusting die aangesloten is
op de aardingselektrode uit te schakelen enz. Een LED voor waarschuwing van aardingsspanning
werkt op aardingsweerstand.
DANGER/GEVAAR
Sluit de meetsnoeren voor nauwkeurige meting niet aan op een circuit waarvan het elektrisch
potentiaal 33V rms overschrijdt, 36V piek of 70 V DC bedraagt; bovendien mag u ze niet gebruiken
voor spanningsmeting.