5.2.2. Ontladen:
Hoewel een BMS wordt gebruikt, zijn er nog steeds een aantal mogelijke scenario's waarbij de accu beschadigd kan worden door
te diepe ontlading. Houd zeker rekening met de volgende waarschuwing.
Lithium-accu's zijn duur en kunnen beschadigd worden door te diepe ontlading of te veel laden.
Schade door te diepe ontlading kan optreden als kleine belastingen (zoals alarmsystemen, relais, slaapstand
van bepaalde belastingen, retourstroom van acculaders of laadregelaars) de accu langzaam ontladen als het
systeem niet in gebruik is.
Een uitschakeling door lage celspanning door het BMS moet steeds als laatste redmiddel gebruikt worden om
dreigende accuschade te voorkomen. We bevelen aan het in de eerste plaats niet zo ver te laten komen en in
plaats hiervan de remote aan/uit-functie van het BMS als een aan/uit-schakelaar te gebruiken als het systeem
voor langere tijd zonder toezicht wordt gelaten, of nog beter, met een accuschakelaar, de accuzekering(en)
te trekken of ontkoppeling van de positieve klem van de accu als het systeem niet in gebruik is. Zorg ervoor,
voor dit gedaan wordt, dat de accu voldoende geladen is zodat er steeds voldoende reservecapaciteit in de
accu zit.
Een resterende ontlaadstroom is vooral gevaarlijk als het systeem volledig is ontladen en er een uitschakeling
door lage celspanning heeft plaatsgevonden. Na uitschakeling als gevolg van een lage celspanning, blijft er
een capaciteitsreserve van ongeveer 1 Ah per 100 Ah in de accu achter. De accu raakt beschadigd als de
resterende capaciteitsreserve uit de accu wordt getrokken, bijvoorbeeld een reststroom van maar 10 mA kan
een 200 Ah-accu beschadigen als het systeem meer dan acht dagen in een ontladen toestand wordt gelaten.
Onmiddellijke actie (opnieuw laden van de accu) is vereist als een uitschakeling door lage
celspanning heeft plaatsgevonden.
Aanbevolen ontlaadstroom
Overschrijd de max. continue ontlaadstroom van ≤1C niet. Bij het gebruik van een hogere ontlaadsnelheid produceert de
accu meer hitte dan als er een lagere ontlaadsnelheid gebruikt wordt. Er is meer ventilatieruimte nodig rond de accu's en,
afhankelijk van de installatie, kan hete lucht-afvoer of geforceerde luchtkoeling vereist zijn. Bepaalde cellen kunnen ook de lage
spanningsdrempel sneller dan andere cellen bereiken. Dit kan het geval zijn door een combinatie van verhoogde celtemperatuur
en verouderde accu.
Ontladingsdiepte (DoD)
De ontladingsdiepte heeft een beslissende invloed op de levensduur van de lithium-accu. Hoe hoger de ontladingsdiepte hoe
lager het aantal mogelijke laadcycli. Raadpleeg
de ontladingsdiepte.
Effect van temperatuur op accucapaciteit
De temperatuur beïnvloedt de accucapaciteit. De nominale capaciteitgegevens van het respectievelijke accumodel in het
informatieblad is gebaseerd op 25 °C bij een ontladingssnelheid van 1C. Deze cijfers worden verminderd met ~20 % bij 0
°C en verminderen zelfs verder tot ~50 % bij -20 °C. Omdat de laadtoestand echter niet berekend is in de accu maar in de
accubewaker, en daardoor niet de actuele laadtoestand toont, is het veel belangrijker de accu en celspanningen in het oog te
houden bij ontladen op lage temperaturen.
5.3. Houd rekening met de bedrijfsomstandigheden
Met de bedrijfsomstandigheden voor laden en ontladen van de accu moet steeds rekening gehouden worden. De parameters
verschillen, afhankelijk van het accumodel.
Deze zijn meer gedetailleerd:
• Ontladen is alleen toegestaan bij een temperatuur van -20 °C tot +50 °C. De laadsnelheid is ook afhankelijk van de
accutemperatuur. Bij temperaturen op of onder 0 °C moet de ontlaadstroom worden verlaagd tot 0,5C. Bij temperaturen boven
35 °C moet de ontlaadstroom ook worden verlaagd. Raadpleeg ook het onderstaande schema.
Zorg ervoor dat alle belastingen in overeenstemming hiermee uitgeschakeld worden als de temperatuur de limieten overschrijdt
(idealiter hebben belastingen een remote aan/uit-poort, geregeld door het BMS).
• Laden van de accu is alleen toegestaan bij een temperatuur van +5 °C tot +50 °C.
Bij temperaturen onder 15 °C moet de laadstroom worden verlaagd tot maximaal 0,3C. Bij temperaturen boven 35 °C moet de
laadstroom ook worden verlaagd. Raadpleeg ook het onderstaande schema.
Zorg ervoor dat alle laders in overeenstemming hiermee uitgeschakeld worden als de minimale temperatuurlimiet bereikt is
(ideaal heeft de lader een remote aan/uit-poort, geregeld door het BMS) om laden onder +5 °C of boven 50 °C te voorkomen.
Pagina 21
Lithium NG 25,6V battery handleiding
hetTechnische gegevens [33]
voor het mogelijke aantal laadcycli, afhankelijk van
Bediening