3.1 Algemene veiligheidsvoorschriften
1.
Houd uw werkgebied schoon en opgeruimd
-
Een niet opgeruimde werkomgeving kan leiden tot ongevallen.
2.
Houdt rekening met omgevingsfactoren
-
Werken met een gemotoriseerd apparaat in gesloten of slecht geventileerde ruimten. Wanneer de
motor loopt, worden giftig gassen geproduceerd. Deze gassen kunnen reukloos en onzichtbaar
zijn.
-
Gebruik het gemotoriseerde apparaat niet in de regen.
-
Gebruik het gemotoriseerde apparaat niet in een vochtige of natte omgeving.
-
Zorg voor een stabiele werkplek bij een oneffen terrein.
-
Zorg voor een goed verlichte werkplek.
-
Gebruik het apparaat niet in brandgevaarlijke omgeving waardoor bijvoorbeeld brand of
explosiegevaar kan ontstaan.
-
Bij een zeer droge omgeving, een brandblusser bij de hand houden (Brandgevaar)
3.
Zorg dat andere personen op een veilige afstand staan.
-
Zorg dat andere personen, vooral kinderen en jongeren niet aan het apparaat kunnen komen.
Houd ze op veilige afstand van uw werkplek.
4.
Zorg ervoor dat niet gebruikte gereedschappen veilig worden opgeborgen.
-
Niet gebruikte gereedschappen moeten op een droge, hoge of afgesloten plaats, buiten het bereik
van kinderen en jongeren opgeborgen worden.
5.
Overbelast uw machines niet.
-
U werkt beter en veiliger als u werkt binnen het aangegeven bereik van machine.
6.
Gebruik het juiste gereedschap
-
Gebruik geen middelmatig presterend gereedschap voor zware werkzaamheden.
-
Gebruik het gereedschap alleen waar het voor gemaakt is.
-
Houdt het gereedschap altijd schoon.
7.
Draag geschikte werkkleding.
-
Draag geen loshangende (wijde) kleding of sieraden, deze kunnen door draaiende onderdelen
worden vast gegrepen.
-
Draag professionele handschoenen, werk handschoenen van leer zorgen voor een goede
bescherming.
-
Draag veiligheidschoenen of veiligheidslaarzen met beenbescherming.
-
Draag bij alle werkzaamheden werkkleding gemaakt van stevig materiaal en met vlamvertraging.
-
Draag bij lang haar een haarnet of een veiligheidshelm.
8.
Gebruik persoonlijke beschermmiddelen (PBM)
-
Draag altijd een hoofd, ogen, handen, voeten en gehoorbescherming.
-
Gebruik bij het ontstaan van stof (droogzagen) een mondkap.
9.
Voorkom extreme lichaamsinspanningen
-
Zorg dat u goed stevig kunt staan en altijd uw evenwicht kunt behouden.
10. Laat geen machinegereedschappen zitten
-
Controleer voor dat de machine start, dat steeksleutels en instelgereedschap zijn verwijderd van de
machine.
11. Wees attent (let altijd goed op!)
-
Let erop wat U doet. Ga met verstand te werk. Gebruik geen gemotoriseerde machines wanneer u
niet geconcentreerd bent.
-
Nooit onder invloed van alcohol, drugs, medicijnen of andere middelen werken, die het
gezichtsvermogen, de handigheid en het inschattingsvermogen beïnvloeden kunnen.
-
Het doorzagen van asbest of materialen waarbij giftige stoffen kunnen vrijkomen, mag alleen
plaatsvinden na aanmelding en onder toezicht van een bevoegde autoriteit en met de
noodzakelijke veiligheidsmaatregelen. Het gebruik van specifieke stofafzuiging wordt dringend
aanbevolen.
-
Bij het zagen, boren of andere bouwwerkzaamheden ontstaan stofdeeltjes, die chemicaliën kunnen
bevatten, zoals kwarts fijn stof dat vrijkomt uit stenen, beton, cement en andere bouwstoffen die
o.a. bij metselwerkzaamheden worden gebruikt. Deze chemicaliën worden bijvoorbeeld in de staat