9. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Het beveiligingssysteem werkt niet:
Controleer of het POWER Indicator op de
SC2800 centrale brandt. Zo niet controleer of
de PS500 op het lichtnet is aangesloten en of
de DIN stekker goed op de centrale is
aangesloten.
Controleer of de functieschakelaar op het
basisstation in de positie RUN1 of RUN2 staat.
Controleer of u het systeem wel vanaf de
centrale kunt bedienen. Zo ja, test dan de
afstandsbediening door te controleren of de
controle indicator op de afstandsbediening
aangaat wanneer u b.v. de ARM knop indrukt
Vervang indien nodig de batterijen en installeer
de afstandsbediening opnieuw
Als een zone-indicator langzaam knippert:
Een van de sensoren of bewegingsmelders heeft
reeds langere tijd geen contact gemaakt met
het basisstation. Controleer de batterijen in de
sensor of bewegingsmelder. Wis eventueel de
zone (5.9) en meld de sensor opnieuw aan (5.1).
Wanneer er een fout wordt geconstateerd
tijdens het inschakelen van het alarm dan hoort
u een tweetonig 'foutsignaal'. Wanneer een
sensor meldt dat er een probleem is
geconstateerd (b.v. raam open), dan kunt u
ervoor kiezen om deze sensor niet te activeren.
U dient dan tijdens de weergave van het
tweetonige 'foutsignaal' de toets bypass in te
drukken en daarna het alarm opnieuw in te
schakelen. De zone-indicator van de
betreffende sensor knippert snel. Zodra het
raam wordt gesloten, wordt de bypass
verwijderd en wordt de sensor weer in het
systeem opgenomen.
Als een zone-indicator snel knippert:
U heeft de BYPASS knop ingedrukt om het
beveiligingssysteem te activeren terwijl een
sensor of bewegingsmelder een probleem
PROTECTOR28
aangaf. Verhelp de oorzaak van het probleem
(sluit het raam, vervang de batterijen, etc.) om
deze zone te activeren.
U hoort een repeterend tweetonig signaal
terwijl u probeert het beveiligingssysteem
aan te zetten en het systeem wordt niet
geactiveerd:
Controleer de zone-indicatoren op de centrale.
Wanneer er een deur of raam open staat dan
zal de zone-indicator gaan branden welke bij
die betreffende sensor hoort. Als er een
probleem is met een sensor of bewegings-
melder, zal de bijbehorende zone-indicator
langzaam gaan knipperen (druk op zone 9-16
wanneer u meer dan 8 sensoren bij het systeem
heeft aangemeld en u wilt de conditie van de
zones 9 - 16 bekijken).
U kunt nu twee dingen doen:
Toets uw 4-cijferige toegangscode in gevolgd
door DISARM. Controleer of ieder raam- of
deursensor goed functioneert (open en sluit
b.v. de deur maar doe dit niet te snel en wacht
even met het sluiten van de deur totdat de
controle-indicator op de sensor niet meer
oplicht). Controleer of er geen beveiligde
deuren of ramen open staan. Als alles in orde is
schakelt u het alarm weer in.
Terwijl het repeterende tweetonige signaal te
horen is drukt u de BYPASS toets in om de
probleem-zone te negeren (de zone-indicator
zal snel gaan knipperen). Dan het systeem
opnieuw inschakelen (ARM). De probleemzone
wordt nu genegeerd en is niet beveiligd!
U hoort een repeterend eentonig signaal bij
het inschakelen van het alarm:
Dit is de normale werking van het systeem. Bij
het inschakelen van het alarm heeft u door een
uitloopvertraging één minuut de tijd om uw
woning te verlaten. U kunt desgewenst deze
vertraging uitschakelen (zie 5.6.). Na één
minuut stopt de repeterende toon en schakelt
het systeem in.
Als u het licht niet aan of uit kunt zetten
met de Lights On of Light off toets van de
afstandsbediening;
Overtuig u ervan dat de huiscode schakelaar
van de lampmodule op dezelfde lettercode
staat als de schakelaar onder het klepje van het
basistation (standaard op A). Zorg ervoor dat het
basisadres van de centrale voor Home
Automation mogelijkheden (zie 6.8) op dezelfde
unitcode is ingesteld ˚Cijfercode 1 ... 16) als op
de lampmodule (standaardinstelling is unitcode
1). De standaard adrescode van de lampmodule
is A1.
Overtuig u ervan dat de lamp welke is
aangesloten op de lampmodule aan staat, en
dat de lamp zelf werkt. Gebruik een ander
stopcontact. Controleer of de indicator van de
afstandsbediening aangaat op het moment dat
u op de knop drukt. Indien nodig vervang de
batterij(en).
Bij gebruik van meerdere fasen in uw woning
kan het nodig zijn om deze fasen voor
Marmitek X-10 signalen te koppelen. Kijk op
www.marmitek.com voor meer informatie.
Als het alarm afgaat terwijl u het huis
binnenkomt alvorens u het systeem uit kunt
zetten:
Gebruik de MAX positie op de DS10
deur/raamsensoren, zodat er sprake is van een
vertragingstijd tussen het openen van de deur
en het afgaan van het alarm.
Als u een deur of raam opent en het alarm
gaat niet af:
Controleer of het beveiligingssysteem aan staat.
Controleer of de functieschakelaar op het
basisstation in de positie RUN1 of RUN2 staat.
Controleer of het alarm afgaat wanneer u de
TEST knop indrukt op de deur- of raamsensor.
Controleer of de zender van de sensor zich niet
31