60
Maatregelen in geval van bedrijfsstoringen
Bij alarm knippert de achtergrondverlichting van de display
en wordt, afhankelijk van de storing, de volgende informatie
weergegeven: Bij ieder alarm wordt een alarmlog aange-
maakt, waarin een aantal temperaturen, het tijdstip en de sta-
tus van de uitgangen worden opgeslagen. De vier laatste
alarmsituaties worden opgeslagen in menu 9.5.0 - 9.8.0.
De volgende alarmsituaties stoppen de compressor en de
circulatiepomp van het bronsysteem. De bedrijfsstand scha-
kelt over naar de winterstand en de bijverwarming wordt
ingeschakeld.
HD Alarm
LD Alarm
Alarm motor bev. Alarm bron
Alarm flow 2
Alarm tapw.
Bron niveau
Als het alarm niet kan worden gereset met de hoofdschakelaar,
kan de bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" worden geactiveerd
in menu 9.2.4 om weer warmtapwater af te geven.
De volgende alarmsituaties stoppen de compressor en de
circulatiepomp van het bronsysteem. Het alarm kan alleen
worden gereset door de warmtepomp gedurende enkele
seconden uit te schakelen en deze vervolgens weer te star-
ten. Dit doet u met schakelaar (8).
ALARM MOTOR BEV
1 . 0
Alarm motor bev
Wordt weergegeven als de motorbeveiliging voor de
compressor is geactiveerd. De compressor wordt
geblokkeerd en de FIGHTER 1140 schakelt over op
bedrijfsstand met elektrische bijverwarming. Er wordt
geen warmtapwater geproduceerd.
Dit kan worden veroorzaakt door bijv.:
■ Faseuitval vanwege doorgeslagen zekeringen.
■ Foutief ingestelde motorbeveiliging.
A L A R M B R O N
1 . 0
Alarm bron
Wordt weergegeven als de retourtemperatuur lager is
dan de ingestelde waarde in menu 5.1.
Fabrieksinstelling -8. Wordt niet aangegeven als menu
5.2 is ingesteld op automatisch terugschakelen JA.
De compressor wordt geblokkeerd en de
FIGHTER 1140 schakelt over op bedrijfsstand met
elektrische bijverwarming. Er wordt geen
warmtapwater geproduceerd.
Dit kan worden veroorzaakt door bijv.:
■ Lage doorstroming in het bronsysteem.
■ Temperatuurvoeler beschadigd/ontbreekt.
ONJUI STE FASEVOLG.
1 . 0
ALARM ONJUISTE FASEVOLGORDE
Deze informatie wordt weergegeven als de rotatierich-
ting van de compressor onjuist is.
Indien de bedrijfsstoring niet kan worden verholpen aan de hand van het bovenstaande,
Alarmindicaties op de display
moet de installateur worden geraadpleegd.
FIGHTER 1140
- B R O N N I V E A U -
1 . 0
Bron niveau (accessoire)
Geeft aan dat het niveau of de druk in het bronsysteem laag
is. De compressor wordt geblokkeerd en de FIGHTER 1140
schakelt over op bedrijfsstand met elektrische bijverwarming.
Er wordt geen warmtapwater geproduceerd.
Dit kan worden veroorzaakt door bijv.:
■ Lekkage in bronsysteem.
* * A L A R M
1 . 0
LD Alarm
Als deze informatie wordt weergegeven, is de lagedrukpres-
sostaat in de FIGHTER 1140 geactiveerd. De compressor
wordt geblokkeerd en de FIGHTER 1140 schakelt over op
bedrijfsstand met elektrisch verwarmde ketel. Er wordt geen
warmtapwater geproduceerd.
Dit kan worden veroorzaakt door bijv.:
■ Slechte circulatie in bronsysteem, vanwege slechte ont-
luchting/lage druk of een ijsprop (indien een ijsprop is
gevormd, zal de circulatiepomp (35) van het bronsysteem
warmlopen).
■ Storing in de circulatiepomp bronsysteem (35).
■ Door ijs verstopte verdamper vanwege te lage concen-
tratie antivries.
■ Lekkage in bronsysteem of in verdamper.
TL Alarm
Als deze informatie wordt weergegeven, is de temperatuur-
begrenzer in de FIGHTER 1140 geactiveerd. De compressor
wordt geblokkeerd en de FIGHTER 1140 schakelt over op
de winterstand. Er wordt uitsluitend bijverwarming zonder
warmtapwater geproduceerd.
Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door:
■ het ontbreken van doorstroming in het elektrisch verwar-
mingselement.
HD Alarm
Als deze informatie wordt weergegeven, is de hoge-
drukpressostaat in de FIGHTER 1140 geactiveerd. De
compressor wordt geblokkeerd en de FIGHTER 1140
schakelt over op bedrijfsstand met elektrische bijver-
warming. Er wordt geen warmtap water geproduceerd.
Dit kan worden veroorzaakt door bijv.:
■ Geen of lage doorstroming in de circulatiepomp
voor het CV-systeem (16).
■ Gesloten thermostaatafsluiters.
■ Te hoge temp. waarde in menu 1.5 en/of menu 1.7
voor de stoptemperatuur. De alarm temperatuur
varieert op basis van de bedrijfsomstandigheden
van de warmtepomp.