1
2
3
Afb. 31: Klemmenpaar COM
1
2
3
Alle Modbus-datapunten zijn altijd leesbaar (monitoring), zonder eerst de functie Modbus van
de pomp te activeren. Alle datapunten staan vermeld in onderstaande lijst.
Voordat de pomp instellingen via Modbus aanneemt en verwerkt, moet de functie Modbus
van de pomp geactiveerd worden (zie Instelling). Instellingen ter plekke (handmatige
instellingen op de pomp) of door middel van extern analoog signaal (functie 0-10V) of door
het overbruggen van klemmenpaar RUN resp. door de functie Externe start/stop
overschrijven de Modbus-instellingen. De instellingen worden door de pomp op basis van de
volgende prioriteit verwerkt.
Tab. 21: Prioriteiten
Prioriteit
Functie/instelling
1
Instelling door functie Externe start/stop resp. overbruggen van klemmenpaar
RUN
2
Instellen van het setpoint via functie 0-10V
3
Handmatig instellen van het setpoint via bedieningsinterface ter plaatse
4
Instellingen via Modbus
Ongeacht of er instellingen met Prioriteit 1, 2 of 3 zijn, treedt de pomp pas in werking als
klemmenpaar RUN overbrugd is resp. er een overeenkomstig signaal op dit klemmenpaar is
(voorwaarde is dat de pomp op voldoende voedingsspanning is aangesloten).
AANWIJZING
In afleveringstoestand is klemmenpaar RUN overbrugd.
Op deze manier kunnen bijvoorbeeld beide functies Modbus en 0-10V op de pomp worden
geactiveerd en zijn beide gelijktijdig actief. De betreffende instellingen worden op basis van
de eerder genoemde prioriteit door de pomp verwerkt.
Bij actieve functie Modbus in combinatie met actieve functie DUAL (dubbelpompenbedrijf)
moet erop worden gelet, dat beide afzonderlijke pompen op Modbus zijn aangesloten, omdat
gewijzigde instellingen voor de in bedrijf zijnde pomp niet via het klemmenpaar DUAL naar de
uitgeschakelde pomp worden doorgegeven.
Bij actieve functie DUAL vindt na 24 uur (ononderbroken) bedrijfstijd een automatische
pompwissel plaats en bij uitval van de in bedrijf zijnde pomp neemt de uitgeschakelde pomp
de functie over. Daarom moeten beide pompen dezelfde instellingen via Modbus ontvangen,
zodat de in bedrijf zijnde pomp het gewenste bedrijfspunt bereikt.
Als slechts één van beide pompen op Modbus is aangesloten, kan deze pomp via Modbus
nieuwe instellingen ontvangen. Deze instellingen worden echter niet via klemmenpaar DUAL
naar de tweede pomp overgedragen. Daardoor is het mogelijk dat beide pompen verschillend
geparametreerd zijn, waardoor bij de pompwissel het bedrijfspunt niet (meer) wordt bereikt.
Na het deactiveren van de functie Modbus worden actieve Modbus-instellingen niet door de
regelmodule verwerkt en zijn de laatst actieve plaatselijke instellingen weer actief. Als
vervolgens weer Modbus-bedrijf gewenst is, moeten de Modbus-instellingen opnieuw door
het controlestation geschreven en verzonden worden.
B (signaalkabel)
A (signaalkabel)
G (massa)
43 / 64