Gaussmeter HGM09s Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7 Seriële aansluiting
7.4.5.2 Discrete parameters
Discrete parameters worden gebruikt om programma opzetten te maken die een be-
perkt aantal waarden hebben. Je hebt een lange en korte vorm van commando sleu-
telwoorden. Hoofd- en kleine letters kunnen door elkaar gebruikt worden. Antwoor-
den op opvraagcommando's worden altijd uitgestuurd in lange vorm en in hoofdlet-
ters.
Voorbeeld:
:PEAK:MODE FAST
7.4.5.3 Booleaanse parameters
Booleaanse parameters representeren een enkele toestand die waar of onwaar is.
Als onware toestand accepteert de gaussmeter "OFF" of "0". Als waar toestand ac-
cepteert de gaussmeter "ON" of "1". Als een booleaanse parameter wordt opge-
vraagd, dan antwoord het apparaat altijd "0" of "1".
Voorbeeld:
:DISP:BARG ON
:DISP:BARG?
7.4.5.4 Tekenreeksparameter
Tekenreeksparameters kunnen, in principe, een beperkte hoeveelheid ASCII-tekens
bevatten. Een tekenreeks moet beginnen en eindigen met een apostrof (') of een
aanhalingsteken ("), met hetzelfde teken aan het begin en eind van een tekenreeks.
Het scheidingsteken kan binnen een tekenreeks gebruikt worden door het twee maal
achter elkaar in te toetsen zonder spatie.
Voorbeeld:
:PROB:IDEN "PART x"
:PROB:IDEN 'PART x'
7.4.5.5 Invoereindes
Programmaberichten die naar de gaussmeter gestuurd worden moeten eindigen met
een
Door een bericht te beëindigen, wordt het huidige pad altijd teruggezet naar de top
van de commandoboomstructuur.
Answer:1<cr><lf>
<LF>
teken. Eveneens wordt een
<CR>
gevolgd door een
<LF>
geaccepteerd.
Pagina 45 / 74