83278407 • 1/2012-04 • Tem
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Zonneregelaar WRSol 1.1
8 Functies
8 Functies
8.1 Collectorbeveiliging
Bijkomend bij de basisfunctie van de regelaar kan de installatie via een passieve en/of
actieve beveiligingsfunctie verder tegen oververhitting beschermd worden. In de
basisfunctie (instelling 0) wordt de zonnepomp bij het overschrijden van de "Max.
boilertemperatuur" uitgeschakeld. Een uitschakeling vindt ook plaats wanneer de
collectorbeveiligingstemperatuur overschreden wordt. Als de collector tot 10 K onder de
"Max. temperatuur collector" afgekoeld is, schakelt de pomp weer aan.
1. Collectorbeveiligingsfunctie:
Stijgt de collectortemperatuur tot boven de maximale temperatuur en ligt de
boilertemperatuur boven de maximale temperatuur, dan werkt de zonnepomp op 100%
toerental. De boiler wordt nu onafhankelijk van de instelling "Max. boilertemperatuur" tot
op de "Beveiligingstemp. boiler" geladen. Een uitschakeling vindt ook plaats wanneer de
beveiligingstemperatuur collector 120°C overschrijdt. Nieuwe aanschakeling bij 10 K
onder de max. temperatuur collector, of wanneer de boilertemperatuur 5 K onder de
beveilingstemperatuur collector daalt, zonder dat de beveiligingstemperatuur collector
overschreden wordt.
2. Actieve collectorbeveiliging / nachtkoeling boiler:
Bijkomend bij de collectorbeveiliging kan een afkoeling via de collectoren geactiveerd
worden.
2.1 Vrijgave afkoelfunctie zodra de maximale boilertemperatuur bereikt werd.
2.2 Vrijgave afkoelfunctie zodra de beveiligingstemperatuur collector en de maximale
boilertemperatuur bereikt werd.
Na vrijgave van de afkoelfunctie wordt de zonnepomp aangestuurd en de boiler ontladen
wanneer de collectortemperatuur 8 K onder de boilertemperatuur daalt. De ontlading
wordt beëindigd zodra de collectortemperatuur enkel nog 4 K boven de
boilertemperatuur ligt of als de boilertemperatuur 15 K onder de maximale
boilertemperatuur ligt.
De instelling collectorbeveiliging (08-005) actief is niet toegelaten in verbinding met een
boiler waarvan de toegelaten maximale temperatuur onder 95 °C ligt. Deze instelling is
ook verboden wanneer er geen verbrandingsbescherming voorhanden is in de sanitair-
waterleiding.
Als er geen afkoeling gewenst is, moet bijgevolg de instelling 0 gekozen worden.
48-72