Systeemeigenschappen
Masterarmaturen, controllerarmaturen en sensorarmaturen
Masterarmaturen zijn armaturen met geïntegreerd stuurapparaat
en sensor. De sensoreenheid LGS-IPL/M van de masterarmatuur
beschikt over een lichtsensor, een aanwezigheidssensor, een paar
programmeertoetsen, een ontvanger voor de infraroodafstandsbedie-
ning en een paar DIP-switches voor de sensoradressering.
De sensoreenheid is bij levering op sensoradres 1 geadresseerd.
De gewenste waarde is eenvoudig in te stellen door middel van de
programmeertoets op de sensor.
Controllerarmaturen zijn armaturen met geïntegreerd stuurapparaat.
Bij het gebruik van controllerarmaturen moet de sensor LGS-IPL/M
extern gemonteerd worden.
Sensorarmaturen zijn armaturen met geïntegreerde sensor LGS-IPL/M.
Het sensoradres moet steeds ingesteld worden afhankelijk van de
gewenste functie!
De standaardinstelling is sensoradres 1 (zie pagina 33). Ze worden
gebruikt voor de uitbreiding van de aanwezigheidsdetectie of voor de
onafhankelijke regeling van een tweede zone.
DALI-aansluiting
Het lichtbeheersysteem LIGHTGATEbasic maakt voor de aansturing
van de verlichtingsinstallatie gebruik van het internationaal gestan-
daardiseerde digitale DALI-protocol (Digital Addressable Lighting
Interface). De aan te sturen armaturen moeten derhalve uitgerust zijn
met dimbare hulpapparaten met een DALI-interface. De DALI-stuur-
leidingen moeten bestand zijn tegen netspanning. Ze mogen samen
met de voedingsleidingen in een afgeschermde kabel gelegd worden.
Bij de aansluiting op de interface hoeft er niet gelet te worden op de
polariteit.
Bij het uitschakelen van de verlichting door middel van de DALI-inter-
face blijven het stuurapparaat en de hulpapparaten met de voedings-
spanning verbonden. Om het stand-byverbruik tot het minimum te
beperken, beschikt het systeem LIGHTGATEbasic over een schakeluit-
gang voor de aansluiting van de hulpapparaten die door het systeem
gestuurd moeten worden. In de masterarmatuur/controllerarmatuur
kan de ongeschakelde fase op klem L´ gebruikt worden voor doorlus-
sen.
30
Indien ook het stand-byverlies van het stuurapparaat voorkomen
moet worden, moet als bedieningsinstrument gekozen worden voor
een netschakelaar en moet de volledige verlichtingsinstallatie buiten
de gebruikstijden van de voeding gescheiden worden. Alle systeem-
instellingen blijven daarbij behouden. Bij het inschakelen van de
voedingsspanning wordt de energiebesparende, daglichtafhankelijke
regeling actief.
...+LGbM
N
L
L'
1 2 3 4
DALI GR. 1
max. 7 EVGs
DALI Gr. 2
Broadcastmodus
LIGHTGATEbasic is uitsluitend geschikt voor de broadcastmodus van
DALI-hulpapparaten. In deze bedrijfsmodus is er geen individuele
adressering van de DALI-hulpapparaten nodig. Er kunnen maximaal 2
groepen onderscheiden worden. Om de twee armaturengroepen van
elkaar te scheiden, worden deze met afzonderlijke stuurleidingen op
de armatuurklemmen 1 en 2 of 3 en 4 van de twee DALI-aansluitpun-
ten aangesloten.
Elke groep mag uit maximaal 8 DALI-hulpapparaten bestaan. Er
wordt geen rekening gehouden met reeds toegewezen DALI-adressen
van individuele hulpapparaten.
Indien er slechts één armaturengroep gemaakt moet worden, dan
kunnen de maximaal 16 hulpapparaten over beide stuurleidingen
verdeeld aangesloten worden (zie pagina 16).
max. 8 EVGs
31