Aansluitvoorbeeld met LIGHTGATEbasic-systeemarmaturen
Gr. 2
L N
DADA
Gr. 1
L N
DADA
Aansluiting van de voeding
De voedingskabel moet direct op de masterarmatuur aangesloten
worden. Alle andere door LIGHTGATEbasic te regelen armaturen
kunnen (tot maximaal 600 VA) op de geschakelde fase (L`) van de
masterarmatuur/controllerarmatuur aangesloten worden.
Opmerking:
De aansluiting van de armaturen op de ongeschakelde fase (L) leidt tot ver-
mijdbare stand-byverliezen, maar heeft geen invloed op de verlichtingsfuncties.
DALI-aansluiting
Er kunnen max. 16 armaturen (of 16 EVSA's) aangestuurd worden.
Sluit niet meer dan 8 hulpapparaten op één interfaceaansluiting aan.
DALI-adressering is niet vereist.
Opmerking:
Raadpleeg pagina 35 voor de positionering van de master- en sensorarmatuur
of de lichtsensoren 35.
Toetsaansluiting
Zo nodig moet er een toets aangesloten worden (zie pagina 32)
Sensoradressering
Alle sensoren, zowel externe sensoren als in een master- of sensor-
armatuur geïntegreerde sensoren, zijn bij levering geadresseerd op
sensoradres 1 (zie pagina 33-34).
24
L N
DADA
...+LGbM
1 2 3 4
L
N
L'
N
L
Aanwezigheidsdetectie
Voor de instelling van de aanwezigheidsdetectie is er een systeem-
afstandsbediening nodig (zie pagina 36). De standaardinstelling is
automatisch bedrijf met 15 min. uitschakelvertraging.
Instellen van de gewenste waarde
Voor het instellen van de gewenste waarde en de offsetwaarde kan
naar keuze gebruik gemaakt worden van de programmeerfuncties
van de sensor of de systeemafstandsbediening.
Instellen van de gewenste waarde met sensor LGS-IPL/M
Verlichting inschakelen (geregeld, LED uit).
Instellen van de gewenste waarde voor groep 1
LED knippert
Gr.1
Gr.1
1 Sec.
Instelmodus voor gewenste
Gr.2
verlichtingssterkte oproepen
(kreuzeschakelaar 1)
verlichtingssterkte
Wijzigen van de offsetwaarde voor groep 2
LED knippert
Gr.1
Gr.2
1 Sec.
Instelmodus voor gewenste
Gr.2
verlichtingssterkte oproepen
(kreuzeschakelaar 2)
verlichtingssterkte
Sensor (zie pagina 17)
Instellen van de gewenste waarde en de offsetwaarde met de sys-
teemafstandsbediening Draaischakelaar op 1 zetten, instellen zoals
beschreven op pagina 22.
Opmerking:
Het programmeren van de gewenste waarde is slechts mogelijk bij aangeslo-
ten sensor met ingeschakelde lichtregeling. De programmering gebeurt het
best bij geen of zeer weinig daglichtinval.
Een lichtniveau instellen (uniform)
(zie pagina 18)
Een lichtscène instellen (2 groepen gescheiden)
(zie pagina 18)
long
LED brandt
5 sec.
40 Sec.
lichter
long
Geen wijziging
klaar
donkerder
Gewenste
instellen
long
LED brandt
5 sec.
40 Sec.
lichter
long
Geen wijziging
klaar
donkerder
Gewenste
instellen
25