Hoofdstuk 2
Kenmerken van het bedieningspaneel
1
Aan: schakelt het apparaat in of uit. Als het apparaat uit is, gebruikt het toch nog een minimale
hoeveelheid stroom. Om de stroom helemaal te onderbreken schakelt u het apparaat uit en
haalt u de stekker uit het stopcontact.
2
Annuleren: Beëindigt de huidige handeling.
3
Hervatten: hiermee geeft u de HP printer de opdracht om door te gaan zodra het probleem
is opgelost.
4
Printerscherm - De printerstatus en het huidige geschatte inktniveau controleren.
5
Waarschuwingslampje: Geeft aan wanneer een fout is opgetreden om aan te geven dat de
gebruiker actie moet ondernemen.
6
Printerpictogram: Geeft aan dat de wagen vastzit. De cartridgewagen moet worden
gesloten of de uitvoerlade moet worden geopend.
7
Pictogram uitvoerlade: Geeft aan dat de uitvoerlade moet worden geopend.
8
Pictogram inktdruppel: Geeft aan dat er een probleem is met een of met beide cartridges.
9
Pictogram inktverbruik: Geeft de geraamde inktstatus weer een geeft aan of er een
cartridgeprobleem is.
10 Papierpictogram: Geeft aan dat het papier op is of dat er een papierstoring is.
Statuslampjes
Wanneer de printer is ingeschakeld, brandt het lampje van de Aan-knop. Wanneer het
apparaat een taak verwerkt, knippert het aan-lampje. De inktverbruikmeters op het
6
Kennis maken met de HP printer
10
9
!
6
7
8
5