Voor de installateur
Inbedrijfstelling en inregeling
Inbedrijfstelling
LET OP!
De aan-/uitschakelaar van de warmtepomp
(8) mag niet op stand 1 worden gezet
zolang de boiler en leidingen niet gevuld
zijn. Gebeurt dit toch, dan bestaat het risico
dat de onderdelen van de warmtepomp
beschadigd raken.
14
Afstellen juiste waterdoorstroming
Om een juiste uitgaande temperatuur van warm water
naar de boiler te verzorgen wordt de waterflow door
de warmtepomp door de circulatiepomp (16) aangepast
aan de beschikbare energie in de afgezogen lucht. De
instelling van de waterflow is in de fabriek ingesteld en
hoeft bij normale leidinglengten niet aangepast te wor
den. Bij leiding lengten tussen warmtepomp en boiler
langer dan 5 meter dient u de waterflow als volgt te
controleren:
Laat de warmtepomp starten en wacht ongeveer 15
■
minuten totdat alle waarden gestabiliseerd zijn.
Ga naar menu "OVERZ" en controleer:
■
– "T BODEM" is zo koud mogelijk, liefst minder
dan 15 °C (afhankelijk van koudwater toevoer
temperatuur.
– "T AANV." > 50 °C
– "POMP SPD" = 3% 15%
Als de aanvoertemperatuur (T AANV.) te laag is 50 °C
moet de regelafsluiter iets meer dicht gedraaid worden.
NIBE FIGHTER 120