Inhoudsopgave
Advertenties
Voor de installateur
De boiler vullen
LET OP!
De aan-/uitschakelaar van de warmtepomp
(8) mag niet op stand 1 worden gezet
zolang de boiler en leidingen niet gevuld
zijn. Gebeurt dit toch, dan bestaat het risico
dat de onderdelen van de warmtepomp
beschadigd raken.
Voor dat de warmtepomp in bedrijf gesteld kan worden
moet het watersysteem van boiler en warmtepomp ee
rst gevuld en ontlucht worden.
Open de toevoer koud water afsluiter naar de boiler.
■
Open de afsluiter in de inlaatcombinatie volledig.
■
Open minimaal één tapwaterkraan in het warmwa
■
tersysteem.
Sluit de warmtapwaterkraan zodra er geen lucht
■
meer uit de leidingen komt.
Open de ontluchtingsafsluiter van de warmtepomp
■
unit (104) en ontlucht de leidingen totdat er water
zonder luchtbelletjes uitkomt. Het ontluchten van de
warmtepomp moet nog enkele malen herhaald wor
den wanneer de circulatiepomp in de warmtepomp
gaat draaien. Het kan ongeveer 10 minuten duren
voordat het pompje gaat draaien.
LET OP!
Controleer of de circulatiepomp met water
gevuld is voordat de schakelaar van de
warmtepomp (8) in stand 1 wordt gezet.
De boiler aftappen
In nodig kunt u de boiler als volgt aftappen.
Schakel de warmtepomp uit door de aan/uit schake
■
laar op "0" te zetten.
Indien aanwezig zet de recirculatiepomp van het
■
warmwatersysteem uit.
Sluit de koud water toevoer af door de afsluiter van
■
de inlaatcombinatie dicht te draaien.
Open de aftapkraan in de koud watertoevoer leiding
■
of open het overstortventiel van de inlaatcombinatie.
Zet tevens een warmtapkraan zo dicht mogelijk bij
de boiler open.
Om lucht in de boiler te laten kunt u de ontluch
■
tingsafsluiter (104) van de warmtepomp unit
opendraaien, eventueel kunt u een snelkoppeling
van de aansluitingen boven op de boiler voorzichtig
los draaien.
Eventueel kunt u een aansluiting boven op de boi
■
ler losmaken en een slang in de boiler laten zakken.
Hiermee kunt u de boiler leeg hevelen.
12
Luchtkanalen installeren
Zie schema pagina 4.
De warmtepomp dient zo te worden aangesloten dat
alle ventilatielucht van de woning, behalve de lucht van
de afzuigkap in de keuken, door de verdamper in de
warmtepomp gaat.
Om iedere ruimte in de woning van de juiste hoeveel
heid verse lucht te voorzien, en om er zeker van te zijn
dat de ruimtes goed doorspoeld worden, moeten de af
zuigventielen en toevoerroosters correct gepositioneerd
en ingeregeld worden. Om geluidsproblemen in de wo
ning te voorkomen mag de snelheid in de luchtkana
len niet groter dan 4 m/sec. worden. Een onjuiste of te
geringe ventilatiedoorstroming in de woning kan leiden
tot een slecht klimaat en eventueel vochtproblemen in
de woning. Daarnaast kan dit leiden tot een hoger ener
gieverbruik voor de tapwater bereiding.
Om te voorkomen dat het geluid van de warmtepomp
door de luchtkanalen wordt overgebracht naar de ruim
ten in de woning dienen er een geluidsdemper in het
toevoerkanaal van de warmtepomp unit te worden ge
monteerd. Deze geluidsdemper dient kort voor de unit
te worden geplaatst. De warmtepomp dient met behulp
van verlopen Ø125 – Ø160 mm aangesloten te worden
op een aan – en afvoerleiding van Ø160 mm.
Het is mogelijk dat op het luchtafvoer kanaal van de
warmtepomp unit naar buiten condensvorming op
treedt. Het verdient de aanbeveling om deze leiding te
isoleren met dampdicht isolatie materiaal.
Indien er flexibele slangen worden toegepast moeten
deze helemaal uitgerekt worden om te voorkomen dat
door plooien, scherpe en onnodige bochten en extra
meters kanaal de weerstand in het kanaal toeneemt.
Alle verbindingen van luchtkanalen dienen voor de ste
vigheid en voor de luchtdichtheid eerst geschroefd en
daarna afgetaped te worden. Er dient voldaan te wor
den aan de eisen van minimaal luchtdichtheid klasse B.
NIBE FIGHTER 120
Installatie
104
Advertenties
Inhoudsopgave
